Wat is de betekenis van Hap?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

hap

1) (1960+) (inf.) handeltje; boeltje; zootje. • Ik zat daar op de broers te wachten, die het happie zouden verkopen... (Haring Arie: Een leven aan de Amsterdamse zelfkant. 1968) • Ik heb toen zelf de hele hap verkocht. (Haring Arie: Een leven aan de Amsterdamse zelfkant. 1968) • ‘Daar zal je 'm hebben met de hele hap!’...

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hap

hap - Zelfstandignaamwoord 1. beet, wat men in mond genomen heeft 2. (informeel) voedsel bedoeld om een maaltijd te vormen Zullen we daar een hapje gaan eten? 3. de hele ~ de gehele zooi We hebben die hele hap maar in de prullenbak gegooid....

2024-04-23
Jargon & Slang van Havenarbeiders

Marc de Coster (2017)

Hap

Hap - benaming voor een hijs, partij goederen die door een hijskraan in één keer verplaatst wordt.

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

hap

hap - zelfstandig naamwoord 1. hoeveelheid die je in één keer in je mond neemt ♢ nog één hap dan is je bord leeg 1. klein hapje [snack] 2. een hapje en een drankje ...

2024-04-23
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

hap

1. flinke hoeveelheid (geld): Hij draaide zich om en gelijk pak ik . een pakkie uit z’n vink. Toen ik het later telde bleek het een lekker happie te zijn, HARING ARIE1 124; 2. de hele handel, spullen: ‘U heeft tenminste bloemen voor uw moppie.’ En ik drukte die meid de hap in d’r melik, HARING ARIE1 127; 3. (mooie) vrouw, st...

2024-04-23
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Hap

1. in verschillende verbindingen die te maken hebben met het soldatenleven: de ouwe hap ‘dienstplichtigen die hun tijd bijna hebben uitgediend’ (tegenover de nieuwe hap‘jonge re- cruten die pas in dienst zijn’). Ouwe hapwordt tegenw. ook buiten soldatenkringen gebruikt voor ‘een stelletje ouwe rotten; de oude garde’. De hap van jan is een verzamelt...

2024-04-23
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

hap

hap - sperma, zaad (vgl. kwak). En Tryntje Schouten welk een grap, ha, ha, Heeft in 't hooy gehad een hap, ha, ha, Niet in haar mond maar op een plaats Daar 't water maakt het meest geraes, ha, ha, Vliegend Blaadje van J. WENDEL, Amsterdam [19de e.]. Als je lekker bent klaargekomen ... is (alles) weer oké, die man is ze happie kwij...

2024-04-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

hap

byt, stuk; gehap, na iets gryp met bek, byt.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hap

s., hap, byt; -je, hapke (it), hufke (it).