Gepubliceerd op 04-12-2017

grof

betekenis & definitie

grof - Bijvoeglijk naamwoord
1. fors.
Er werd grof geschut gebruikt.
2. ruw van makelij
Hij bezat alleen grof aardewerk.
3. onbeschaafd.
Hij sloeg de hele tijd grove taal uit.
4. buitengewoon groot of veel
Ik verdien grof geld sinds de start van dat project.

Antoniemen
[2]: fijn