Gepubliceerd op 04-12-2017

groef

betekenis & definitie

groef - Zelfstandignaamwoord
1. lange en smalle uitholling, insnijding, diepe rand
*In het tafelblad zit een lelijke diepe groef.
*De man had allemaal groeven in zijn gezicht.

groef - Werkwoord
1. enkelvoud verleden tijd van graven
♢Ik groef
♢Jij groef
♢Hij, zij, het groef

groef - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van groeven
♢ Ik groef
2. gebiedende wijs van groeven
groef!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van groeven
groef je?

Synoniemen
grafkuil, groeve, kuil, opening, langwerpige uitholling
cannelure, geultje, gleuf, goot, inkeping, inkerving, insnijding, keep, plooi, ril, rimpel, rits, sleuf, voor, vore, uitsparing