glippen - Werkwoord
1. uitglijden over of langs een oppervlak dat glad is door vocht of een ander smeermiddel
♢ De modderige bal glipte door de vingers van de doelman.
2. (figuurlijk) aan de greep ontsnappen
♢ Hij is met zijn smokkelwaar langs de douane geglipt.
Gepubliceerd op 04-12-2017
glippen
betekenis & definitie