Gepubliceerd op 13-11-2017

doortrok

betekenis & definitie

doortrok - Werkwoord
1. enkelvoud verleden tijd van doortrekken
♢Ik doortrok
♢Jij doortrok
♢Hij, zij, het doortrok

doortrok - Werkwoord
1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doortrekken
♢... dat ik doortrok
♢... dat jij doortrok
♢... dat hij, zij, het doortrok

Verwante begrippen
trok door