combineren - Werkwoord
1. door elkaar doen
♢ - Door deze rode en witte verf te combineren krijg je roze verf.
♢ - Onderzoekers van de Universiteit van Texas kwamen er onlangs achter dat het land waarin ouders wonen hierbij een rol speelt. Sterker nog: de mate van geluk hangt volledig af van bestaande sociale voorzieningen als het aantal vakantiedagen of betaalbare dagopvang. Gelukkiger van het krijgen van kinderen word je namelijk pas écht wanneer het combineren van werk en de zorg voor kinderen zo min mogelijk stress oplevert, aldus de onderzoekers.
2. tegelijk dragen
♢ Je kunt die trui goed combineren met je nieuwe spijkerbroek.
3. met elkaar in verband brengen, verbinden
♢ - Deze tomatenburger is in principe vegetarisch, maar de ingrediënten combineren - net als bij een echte hamburger - ook goed met vlees of vis.
♢ - De politierechercheur combineerde alle onderzoeksresultaten en kon zo de moordenaar opsporen.
4. (sport) samenspel plegen
♢ - De spelers van Ajax konden zo snel combineren dat de tegenstander altijd te laat was.
Woordherkomst
afgeleid van het Franse combiner (samenvoegen) (met het achtervoegsel -eren ) of Latijnse bīnī (twee tegelijk, dubbel) met het voorvoegsel com-
Synoniemen
[3] associëren betrekken, koppelen, relateren, samenvoegen, samenbrengen, samenstellen, verenigen
Gepubliceerd op 13-11-2017
combineren
betekenis & definitie