Gepubliceerd op 10-11-2017

borrelpraat

betekenis & definitie

borrelpraat - Zelfstandignaamwoord
1. kletspraatjes die verteld worden tijdens informele bijeenkomsten
Er zijn lieden die ons voorspiegelen dat dat een groot probleem is. “ICT hoort tot in de haarvaten verweven te zijn met het onderwijs”, meldt onderwijsadviesbureau KPC. “ICT-gerichte leraren hebben een meer open levenshouding”, lezen we op de website van Kennisnet, publieke organisatie voor onderwijs en ICT. “Leraren zijn bang om de controle te verliezen”, staat in een onderzoek uitgevoerd in opdracht van Samsung. “Leraar schaamt zich voor digitale skills”, orakelt de Telegraaf deze maand. De media lusten er wel pap van. Dat leraren zich schamen voor hun digitale vaardigheden is in geen enkel onderzoek aangetoond. Borrelpraat dus. De OECD publiceerde vorig jaar een analyse: er zijn geen positieve effecten aangetoond van ICT in klas. Mogelijk wel negatieve. Maar feiten doen er kennelijk niet toe. Onbewezen zaken worden laatdunkend aangeprezen. Met pseudofilosofische nonsens - en dedain voor de leraar - krijgen we zeker geen hoger opgeleiden voor de klas. Leraren hoeven niet dezelfde eigenschappen als hun leerlingen te hebben. Leraren bezitten kennis. Zij zorgen ervoor dat leerlingen talen en wiskunde beheersen, weet hebben van geschiedenis en de wet van Archimedes begrijpen. Zij geven innovatieve jonge mensen een uitstekende basis voor de veranderende wereld.

Woordherkomst
samenstelling van borrel en praat

Synoniemen
beuzelpraat, roddelpraat