Wat is de betekenis van nonsens?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

nonsens

nonsens - Zelfstandignaamwoord 1. taaluiting die geen betekenis heeft of geen betekenis schijnt te hebben Woordherkomst afgeleid van het Franse sens met het voorvoegsel non- Synoniemen bullshit, flauwekul, kletskoek, kletspraat, larie, lariekoek, lulkoek, onzin, quatsch, zotteklap

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

nonsens

nonsens - zelfstandig naamwoord uitspraak: non-sens 1. dwaze, domme praat ♢ die verklaring van jou is nonsens Zelfstandig naamwoord: non-sens de nonsens Synoniemen flauwekul, onzin, quatsch Tegenst...

2024-04-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Nonsens

ev [Fr. nonsens, van non = niet, en sens = zin] onzin, flauwekul.

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Nonsens

onzin; kletspraat

2024-04-25
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

nonsens

(de), als AN, dus: onzin, dwaasheid, flauwe kul; echter in SN vaker en in ruimere bet.; zie de cit. ’t Is wat moois dat een meisje niet kan uitgaan zonder dat een van die faste kerels met zijn nonsens begint (Helman 1954a: 16). Ik heb het gezicht van een dode gezien. Ik zeg niet dat het nonsens is en was mijn gezicht lang (Ferrier 1968: 103)...

2024-04-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Nonsens

onzin.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Nonsens

s., ûnsin, wipwap, apekoal.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nonsens

(<Eng.-Fr.), onzin, wartaal, zotteklap: allerlei nonsens verkopen; — als tw.: nonsens! dat gaat best.