Gepubliceerd op 17-10-2017

auditor

betekenis & definitie

auditor - Zelfstandignaamwoord
1. toehoorder, iemand die lessen volgt maar geen examen aflegt
2. (beroep) uitvoerende van een audit, een controleur van een bedrijf zoals een accountant etc.

Woordherkomst
afgeleid van het Engels of van het Latijnse audire (horen) met het achtervoegsel -or

Verwante begrippen
audit