aft - Zelfstandignaamwoord
1. een kleine zweer in de mond ten gevolge van een virus
♢ Ongeveer één op de tien mensen heeft geregeld een aft.
Woordherkomst
Van het Oudgriekse άφθη, van άπτω (branden)
Synoniemen
afte
Gepubliceerd op 31-10-2017
aft
betekenis & definitie