Gepubliceerd op 31-10-2017

afremmen

betekenis & definitie

afremmen - Werkwoord
1. (ov) de snelheid van iets doen verminderen
Hij remde de wagen af.
2. ergatief minder vaart maken
Optrekken en afremmen.
De wagen remde af.
3. (ov), (figuurlijk) verminderen
Medicijnen tegen een hoge bloeddruk of allergieën kunnen de lust afremmen.
De te enthousiaste jongen moest door zijn ouders worden afgeremd.

Woordherkomst
samenstelling van af(bijwoord) en remmen(werkwoord)