aardappel - Zelfstandignaamwoord
1. (plantkunde) Solanum tuberosum, plant van de soort (Nachtschadefamilie)
♢ Het bovengrondse groene gedeelte van de aardappel is giftig.
2. (voeding) eetbare knol van die plant
♢ Bartje bidt niet voor aardappels
♢ Aardappelen, vlees, groente is de standaard hoofdmaaltijd in Nederland
3. (in samenstellingen) van of met betrekking tot aardappels
♢ Aardappelpuree wordt door veel kinderen verkozen boven gewone gekookte aardappels.
Woordherkomst
samenstelling van aard(zelfstandig naamwoord) en appel(zelfstandig naamwoord) (aard = met betrekking tot de aarde)
Synoniemen
pieper, (in Vlaanderen) patat
Gepubliceerd op 31-10-2017
aardappel
betekenis & definitie