Definities van Lexicon Nederlandstalige gezegden in de Ensie D
- Daar helpt geen lievemoederen aan
- Daar is geen woord Frans/Latijn/Chinees bij
- Daar kan de schoorsteen niet van roken
- Daar kan je gif/vergif op innemen
- Daar zit 'em de kneep
- Daarvan gaan er dertien in een dozijn
- Dat haal je de koekoek
- Dat is de hamvraag
- Dat is een rijkeluiswens
- Dat is een waarheid als een koe
- Dat is koren op zijn molen.
- Dat is opgelegd pandoer.
- Dat mag Joost weten
- Dat muisje zal een staartje hebben
- Dat raakt kant nog wal.
- Dat raakt mijn koude kleren niet.
- Dat slaat als een knots op een kangoeroe
- Dat slaat als een tang op een varken
- Dat snijdt geen hout
- Dat staat als een paal boven water
- Dat wast al het water van de zee niet af
- Dat zal hem niet glad zitten
- Dat zijn aambeien met slagroom.
- De aanhouder wint
- De aap binnen hebben
- De aap komt uit de mouw
- De aard van het beestje zijn
- De aftocht blazen
- De appel valt niet ver van de stam/boom
- De bakens verzetten
- De Benjamin zijn
- De beste breister laat wel eens een steek vallen
- De beste stuurlui staan aan wal
- De bezem in de mast voeren
- De bloemetjes buiten zetten.
- De boel in het honderd sturen
- de boel opruimen
- De boer op gaan
- De bokkenpruik op hebben
- De bom is gebarsten
- De boog kan niet altijd gespannen staan
- De bordjes zijn verhangen
- De boventoon voeren
- De Breeveertien opgaan
- De broek aan hebben
- De brui aan iets geven
- De brutalen hebben de halve wereld
- De bui afwachten
- De dader ligt op het kerkhof
- De dans ontspringen
- De das omdoen
- De deur dicht doen of Dat doet de deur dicht
- De dienst uitmaken
- de doorslag geven met iemands stem
- De dorsende os zult gij niet muilbanden
- De draad kwijt zijn
- De draak met iets steken
- De druppel die de emmer doet overlopen zijn
- De een z'n dood is een ander z'n brood
- De eerste klap is een daalder waard
- De eerste viool spelen
- De eigen boontjes doppen
- De eindjes aan elkaar knopen
- De ene dienst is de andere waard
- De gal loopt over
- De gebraden duiven vliegen niemand in de mond
- De gebraden haan uithangen
- De gek met iemand steken
- De gekken krijgen de kaart
- De gelegenheid maakt de dief
- De gestage drup holt de steen (uit)
- De gulden middenweg (houden/bewandelen/verkiezen)
- De hand aan de ploeg slaan.
- De hand in eigen boezem steken
- De hand op iets leggen
- De hand over zijn hart strijken
- De handen uit de mouwen steken
- De haren ten berge rijzen
- De hielen lichten
- De hond in de pot vinden
- De hoofden bij elkaar steken
- De hort op zijn
- De jongste ezel moet het pak dragen
- De juiste man op de juiste plaats zijn
- De kantjes er vanaf lopen
- De kastanjes voor iemand uit het vuur halen
- De kerk in het midden laten
- De kip met gouden eieren slachten
- De klad erin brengen
- De klap op de vuurpijl
- De kleren maken de man
- De klok achteruit zetten
- De kluts kwijt zijn
- De knoop doorhakken
- De knuppel in het hoenderhok gooien
- De koe bij de horens vatten
- De kogel door de kerk laten gaan
- De koninklijke weg bewandelen
- De kont tegen de krib gooien
- De kool en de geit sparen