Westfries woordenboek

Jan Pannekeet (1984)

Gepubliceerd op 20-04-2020

luize

betekenis & definitie

znw. mv., in de zegsw. luize hewwe.

1. streken hebben, zich beter voordoen dan men is.
2. lui zijn.

Luize as torre hewwe,

1. veel streken of kuren hebben.
2. een grote opschepper zijn.

Al bè je uit de luize, den bè je nag niet uit de nete, je bent slechts gedeeltelijk uit de problemen, houd er rekening mee, dat er nog meer problemen komen.

Zit je niet onder de luize, dan zit je onder de nete, je komt van het ene in het andere probleem.

Je komme van de luize in de nete.

1. je komt van het ene probleem in het andere.
2. je komt van de kinderen in de kleinkinderen.

De luize kenne je keêl of boite, kleinigheden kunnen zeer nare gevolgen hebben.

Uit de luize weze, uit de armoe zijn.

Onder de luize en snuize zitte, allerlei kuren of streken hebben.