Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Versterre (Pieter)

betekenis & definitie

vermoedelijk de zoon van Samuel Claisz. V., boekhandelaar ‘in den Vergulden bijbel’ op de haven te Vlissingen en van Elizabeth Pietersdochter de Grave, waarmede deze in Januari 1630 gehuwd was. (De ster, die de boekhandelaar als merk had, voerde P.V. in zijn wapen).

Als luitenant, in dienst van Zeeland, vertrok hij, nadat de verovering van Suriname bekend was geworden, in Sept. 1667 onder kapitein J. van Houtte, gezegd Du Bois, derwaarts met een ‘secours’ voetknechten aan boord van de schepen ‘Schakerloo’ en ‘Rysende Sonne’, onder bevel van den kapitein (ter zee) Willem Hendriksen. Maar aangezien bij aankomst de kolonie in Oct d.a.v. door de Engelschen heroverd bleek te zijn, gaven de daaruit voortgesproten verwikkelingen, alsmede persoonlijke haat, aanleiding tot oneenigheid tusschen Du Bois, door de Staten van Zeeland als commandeur aangewezen, en Hendriksen, die een aanstelling van de Staten-generaal had en daardoor de eerste meende te zijn. Tengevolge van dien werden Du Bois en V., die dezen trouw ter zijde gestaan had, door de Staten van Zeeland teruggeroepen, wat slechts, na de aankomst van Krijnssen, als tijdelijk gouverneur, den terugkeer van Du Bois veroorzaakte, want V. bleef commandeur (mil. comm.) der troepen, zoowel onder Krijnssen als onder Lichtenbergh en daarna. Na het vertrek van laatstgenoemde op 25 Maart 1671nam hij zelfs tot zijn dood het tijdelijk gouverneurschap waar. Steeds in afwachting van de benoeming eens gouverneurs bracht hij er moeilijke tijden door, want in 1672 brak de oorlog met Engeland enz. uit en was alle gemeenschap met het vaderland verbroken; dit duurde totdat onverwacht het eskader van Cornelis Evertsen in 1673 verscheen, van 25 Maart tot 19 Mei in Suriname vertoefde en in den dringenden nood aan levensmiddelen voorzag. Meermalen dreigde toch het gevaar, dat de kolonie weder den Engelschen in handen zoude vallen en al was op raad van Lichtenbergh, die daarvoor zelf een teekening aan de Staten van Zeeland indiende, het fort in beteren staat van verdediging gebracht, het is zeer de vraag, of de tot wanhoop gebrachte en aan haar lot overgelaten bevolking de energie zoude gehad hebben, aan den vijand weerstand te bieden. Het was dan ook alleszins verdiend, dat de Staten van Zeeland V. in den aanvang van 1674 tot kapitein bevorderden, als belooning voor de bewezen diensten en de daarbij getoonde volharding. Al spoedig werd hem opgedragen de plakkaten door de Staten uitgevaardigd, ter versterking der inkomsten, ten uitvoer te leggen, waarbij hij veel tegenwerking ondervond van de daardoor bitter teleurgestelde kolonisten. Het artikel 5 van het vredes-tractaat van Westminster, waarbij aan de Engelsche ingezetenen geenerlei moeilijkheden in den weg gelegd mochten worden, om de kolonie te verlaten, alsmede de gedwongen Zondagsrust, mede door die Staten afgekondigd, veroorzaakten dat niet alleen Engelschen maar ook nijvere Israëlieten naar de Britsche volkplantingen, vooral naar Barbados, Antigua en Jamaïca vertrokken.

Steeds drong V. aan, ook wegens zijn slechten gezondheidstoestand, op uitzending van een vasten gouverneur, maar hij heeft dit niet mogen beleven, daar hij 30 Maart 1677 kwam te overlijden. Al moge hij niet veel vrienden hebben achtergelaten, ontkend kan niet worden, dat hij onder moeilijke omstandigheden 6 jaren lang een ambt heeft waargenomen, waarvoor niemand hem en ook hijzelf zich niet de aangewezen persoon achtte en waarbij hij althans overleg heeft getoond tegenover de Indianen, vooral tijdens den oorlog, want van een opstand, zooals deze onder zijn opvolger Abel Thisso, luitenant en mil. commandant, de kolonie bijna ten ondergang bracht, is onder zijn gouverneurschap geen sprake geweest. (Uit archivalia R.A. in Zeeland).

F.E.M.