-soorten worden in het Papiamentsch Geepie genoemd. Niet zeldzaam is T. timucu (Walb) J. & Ev. T. marinus (Walb) heet op ST.
EUST. Gars. Fam. Esocidae. Zeevisch. Verspreiding: Florida Keys tot Brazilië. De beide kaken zijn verlengd, de onderkaak is iets langer dan de bovenkaak; bij jonge vischjes is de onderkaak veel langer. De buikvinnen zitten dichter bij de wangen dan bij den voet van de staartvin.
De kleur is groenachtig met een zilverachtig blauwen zijband. Hij wordt 1½ voet lang. Algemeen in West-Indië is T. raphidoma (Ranz) J. Deze heeft een zwarte staartkiel. Er zijn huidplooien langs den rand van het voorkieuwdeksel. De kop is breed. Dekaken zijn ongewoon kort. De schubben op het lichaam zeer klein. De kleur is groen, zilverachtig van onderen. Er is geen zijband. De borstvinnen en de rugvin zijn
zwartachtig, de schubben en de beenderen groen. Lengte drie tot vijfvoet.