Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Regeerings-reglement

betekenis & definitie

Na het verschijnen van de afleveringen dezer Encyclopaedie, waarin het artikel Bestuursregeling voorkomt, gaf het Kon. Inst. v.d.

Taal-, Land- en Volkenk. v. Ned. Indië uit ‘Handelingen over de Reglementen op het beleid der Regering in de koloniën Suriname en Curaçao’, door Mr. Dr. H.W.C. Bordewijk, 's Gravenh. 1914. In deze belangrijke uitgave zijn ook opgenomen het advies van den Raad van State op de wetsontwerpen van Fransen van de Putte en het nader Rapport van dien Minister aan den Koning, welke stukken tot dusver niet gepubliceerd waren.Voorts zij hier melding gemaakt van een artikel van Mr. L.M. Rollin Couquerque ‘Onze koloniale automonie vóór honderd jaren’, voorkomende in de verzameling ‘Rechtshistorische opstellen aangeboden aan Mr. S.J. Fockema Andreae, Hoogleeraar aan de Universiteit te Leiden’, Haarlem 1914, blz. 89-113. Het artikel behandelt de vraag of de wijziging welke art. 48 van het Reg.

Regl. in 1901 heeft ondergaan (Zie BESTUURSREGELING) iets nieuws heeft ingevoerd en of vóór dien de autonomie der koloniën minder aantastbaar zou zijn geweest en behoorde te zijn, een vraag, die in de Staten-Generaal verschillend beantwoord was. Schrijver meende, dat het practisch nut kon hebben, na te gaan ‘hoe men zich de verhouding tusschen Moederland en koloniale wetgeving heeft gedacht in het tijdvak, toen het bestuur van den Nederlandschen Staat na het herstel van onze onafhankelijkheid werd opgebouwd.’ De slotsom, waartoe de schrijver komt, luidt: ‘Wat de artikelen 48 der regeeringsreglementen betreft, de geschiedenis schijnt de leer te steunen van hen, die meenen dat in 1901 daarin niets nieuws is gebracht; men heeft aan die bepalingen slechts een duidelijker redactie geschonken, hetgeen ter erkenning van den juisten geest der bepalingen tegenover in andere richting gaande meeningen wel noodig was.’

Ten slotte zij hier gewezen op het akademische proefschrift ‘De Regelingsbevoegdheid van de Kroon voor de koloniën’, op 9 Juli 1915 voor de faculteit der rechtsgeleerdheid te Leiden verdedigd door A.A.J. de Neef, geb. te Paramaribo. De schrijver komt o.m. tot de slotsom, dat art. 48, lid 1 der Reglementen van Suriname en Curaçao moet vervallen en men dus moet terugkomen op de wijziging van dit artikel in 1901. Voor enkele, inderdaad groote technische bekwaamheden vereischende, omvangrijke wetgevende producten moet de mogelijkheid opengesteld worden voor regeling door de Kroon. Met het nieuwe art. 48 door de Suriname-commissie voorgesteld, kan de schrijver zich niet vereenigen. Een algemeene formule, als deze commissie aangeeft, schijnt hem tot zuivere willekeur in de toepassing te zullen leiden, en den wetgever ter plaatse eer minder dan meer wettelijke houvast te geven tegenover moederlandsche expansie-neigingen.

< >