(Schomb.) Eigenm. (Syn. MYLETES PACU Schomb.) Pakoe, KAR. en N.E. Fam.
Characidae. Zoetwatervisch. Verspreiding: Brazilië en Guiana. Gedurende den groei wordt het lichaam naar verhouding tot de lengte hooger, en wijken de staartlobben meer en meer uit elkaar. De tamelijk lange rugvin begint op de tweede rughelft, de vetvin is klein, de staartvin gespleten, de aarsvin lang. Buik gekield en gezaagd; verloopt bij oudere exemplaren.
Bij vrouwelijke exemplaren is de aarsvin sikkelvormig; bij de mannelijke is deze tweelobbig en zijn de voorste rugstralen in draden verlengd. Bij volwassen exemplaren zijn de zijkanten onregelmatig met zwart gevlekt. Overvloedig bij watervallen, waar hij zich voedt met planten, die op de rotsen groeien. De pakoe schiet kuit boven de watervallen.