Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Differentiëele rechten

betekenis & definitie

Onder D.R. verstaat men belastingen, wier druk verschilt naar gelang van de omstandigheden, waaronder zij worden geheven. Hoewel dergelijke verschillen zich bij iedere soort van belasting laten denken, bedoelt men met D.R. gewoonlijk verschillend werkende scheepvaartrechten, de belastingen op den in- en uitvoer daaronder begrepen.

D.R. in dezen engeren zin beoogen als regel bevordering van den nationalen handel. Doch deze eenheid van doel verhindert geen verschillen in den vorm.De meest gewone vorm is de bevoorrechting van eigen onderdanen en nationale schepen boven personen en vaartuigen van vreemde nationaliteit. In de koloniale staatkunde kunnen dergelijke bepalingen aangevuld worden door voorrechten aan nationale voortbrengselen. Deze soort van D.R. kan in de Nederlandsche koloniale geschiedenis beschouwd worden als een overgang tusschen het stelsel van alleenhandel, dat tijdens de Republiek had gegolden en in de eerste helft van de 19e eeuw nog doorwerkte en het gelijkheidsstelsel, dat in de tweede helft van die eeuw zijn intrede deed.

In SURINAME werden reeds D.R. geheven krachtens de publ. van 20 Dec. 1826 G.B. No. 6). De Nederlandsche handel werd daarbij sterk bevoordeeld; de Noord-Amerikaansche, die ook onder de Societeit reeds eenige voorrechten had genoten, wat minder. Deze D.R. golden echter alleen voor zoogenaamde ‘geadmitteerde’ goederen uit de Ver. Staten en voor ‘bij speciale vergunning toegelaten’ goederen uit andere vreemde landen; want het aloude stelsel van den Nederlandschen alleenhandel werd nog gehuldigd (zie artt. 70 en 71 van het Reg.Regl. van 1832, G.B. no. 14), al moest men daarvan ook telkens afwijken. Eerst na de afschaffing van het nationale monopolie bij het K.B. van 17 Dec. 1847, No. 83, (G.B. 3 Maart 1848 No. 4) werd er een zuiver stelstel van D.R. ingevoerd.

In niet uitgezonderde gevallen werd bij invoer met Nederlandsche schepen 3% van de waarde der goederen geheven en bij invoer met vreemde schepen 6% (Publ. 20 Apr. 1848 G.B. No. 5). Bij het tarief van 5 Dec. 1867 (G.B. 1868 No. 4) is dit verschil vervallen.

In de kolonie CURAÇAO, die zelve weinig bronnen van welvaart oplevert en het daarom meer van den handel moet hebben, heeft men reeds veel vroeger een vrijzinnige handelspolitiek gevolgd. De haven van Curaçao werd reeds met 1 Jan. 1827 opengesteld voor de vaart en den handel van alle natiën. Zelfs werden daarbij alle in- en uitgaande rechten afgeschaft, een maatregel waarvan men later wel weder is moeten terugkomen, doch die toch voor goed aan de bevoorrechting van den Nederlandschen handel een eind heeft gemaakt. Ook op de andere Nederlandsche Antillen heeft men sedert geen D.R. gekend.

D.R. kunnen ook den vorm aannemen van bevoorrechting van de eene vreemde natie boven de andere. In dien vorm dienen zij wel als maatregel van represaille of retorsie, maar indirecte bevoordeeling van eigen handel kan ook het doel er van zijn. Het meest bekende voorbeeld van zulke rechten in de geschiedenis van onze W.-I. koloniën zijn de differentiëele of additioneele rechten, die door Venezuela worden geheven van den invoer door middel van de Antillen. Zij dagteekenen uit 1882 en danken hun ontstaan aan het initiatief van den president Guzman Blanco, die, naar men op Curaçao algemeen gelooft, daarmede in het bijzonder den Curagaoschen handel heeft willen treffen, uit wraak over het feit dat hij, toen nog oproerling, in 1869 door ons bestuur van het eiland was verwijderd. Deze opvatting is eigenlijk niet aannemelijk. Naast en boven de vernietiging van den Curagaoschen handel beoogde Guzman Blanco de bevordering van den handel der Venezolaansche kustplaatsen. En dat doel is tot op zekere hoogte ook bereikt.

Deze D.R. bestaan in een over-belasting van 30% op alle goederen, van vreemde herkomst, die door tusschenkomst van een der Antillen - tot welken staat zij ook behooren - in Venezuela worden ingevoerd. De producten van die eilanden zelf worden er niet door getroffen. In 1883 werd bij wijze van wetsduiding door de Venezolaansche Regeering bepaald dat de additioneele rechten niet zouden worden geheven van goederen uit Europa en Amerika, die op de Antillen slechts van boord tot boord overgescheept worden of aldaar alleen tijdelijk worden opgeslagen bij gebreke van een scheepsgelegenheid om ze onmiddellijk naar Venezuela over te brengen. Deze verzachting van den maatregel, die waarschijnlijk moet worden toegeschreven aan het feit dat de kleinere Venezolaansche kustplaatsen de bemiddeling van de Antillen - in het bijzonder Curaçao en Trinidad - niet kunnen missen, heeft in onze kolonie de ontwikkeling van een vrij belangrijken doorvoerhandel mogelijk gemaakt, die ernstig werd getroffen toen de president Castro in 1905 en 1908 tijdelijk de wet van 1882 weder in zijn meest gestrengen vorm deed toepassen. De vroeger zoo bloeiende eigen handel van Curagao echter is door de additioneele rechten vrijwel onmogelijk geworden. Stappen om de Venezolaansche Regeering tot de afschaffing van die rechten te doen besluiten zoowel door onze Regeering als door andere mogendheden, w.o. Engeland, gedaan - hebben tot dusver geen gevolg gehad.

(Zie ook HANDEL en SCHEEPVAART, CURAÇAO).

Litt. P. de Joncheere: Geschiedenis der belastingen in de Kolonie Curaçao, Alg. Landsdr. 1904/5; A.G. van Wieringen: Geschiedenis der belastingen in de Kolonie Suriname, Alg. Landsdr. 1912; Amigo de las Antillas: Het Nederlandsch-Venezolaansch Incident 1875, Curaçao, Typographia Belgica; A.T. Brusse: Curaçao en zijne bewoners, Curaçao 1882; H. van Kol: Naar de Antillen en Venezuela, Leiden 1904; Mr. G.J. Fabius: De Curaçaosche Bank, De Goederenhandel, Econ. 1913.

G.J.F.