Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Aves

betekenis & definitie

VOGELS, zijn warmbloedige, gewervelde dieren, wier lichaam bedekt is met vederen. De voorste ledematen zijn vervormd tot vliegwerktuigen, de achterste dienen tot voortbeweging op het land of in het water.

Zij leggen eieren, die met een dikwerf gekleurde en gevlekte kalkschaal omgeven zijn, en die in verreweg de meeste gevallen door de ouders in een nest uitgebroed worden. Naar den toestand van de jongen bij het verlaten van het ei, onderscheidt men twee groote groepen: de zoog. nestvluchters (nidifugae), welke bij het uitkomen met een dicht donskleed bedekt zijn en het nest verlaten, en de zoog. nestzitters (nidicolae), die bij de geboorte bijna geheel naakt zijn, een langen tijd in het nest vertoeven en aldaar door de ouders gevoed worden.Het hart van de vogels bestaat uit twee kamers en twee voorkamers; de omloop van het slagaderlijk en van het aderlijk bloed zijn volkomen gescheiden. De lichaamstemperatuur is meestal vrij hoog, hooger dan die der zoogdieren. Het skelet der vogels kenmerkt zich door zijn geringe zwaarte. Aan den schedel zijn de groote hersenholte en de groote oogholten opvallend, alsmede het totaal gemis van naden tusschen de samenstellende beenderen bij volwassen vogels. In de kaken, die met hoornscheden bedekt zijn, ontbreken tanden geheel; in embryonalen toestand is bij vele vogels echter een aanleg van tanden in den vorm van tandlijsten gevonden, terwijl enkele fossiele vogels in volwassen toestand in het bezit van goed ontwikkelde tanden waren. De schedel articuleert door één gewrichtsknobbel met den eersten halswervel.

Het aantal der halswervels is steeds grooter dan dat der zoogdieren en kan tot 24 bedragen. De hals der vogels is zonder uitzondering zeer bewegelijk. De romp daarentegen is gekenmerkt door een zekere mate van onbewegelijkheid. De ribben zijn geheel verbeend en bestaan uit 2 stukken, die onderling en met het borstbeen bewegelijk verbonden zijn. Een eigenaardigheid van de vogelribben zijn de haakvormige uitsteeksels (processus uncinati), die aan de dorsale stukken voorkomen; deze bezitten alle thans levende vogels, uitgezonderd de Zuid-Amerikaansche hoenderkoeten (Palamedeidae). De lumbaal-, sacraal- en bovenste staartwervels zijn onderling en met het bekken, dat aan de ventrale zijde, behalve bij den Afrikaanschen struisvogel (Struthio), niet gesloten is, vergroeid. De middelste staartwervels zijn steeds vrij, de laatste daarentegen, ten getale van 3 tot 7, zijn bij alle vogels vergroeid tot het zoog. ploegschaarbeen (pygostyf). Ter zijde van en tegen dit laatste zijn de groote staartpennen ingeplant.

Het borstbeen is een aan den achterrand min of meer ingesneden beenplaat, die bij de meeste vogels een opstaanden kam (crista sterni) draagt, waartegen de beide groote borstspieren, die de vleugels bewegen, gelegen zijn (Carinatae); slechts bij enkele vogels, waartoe o.a. de Afrikaansche- en de Amerikaansche struisvogel, de casuaris en de kiwi behooren, ontbreekt de kam op het borstbeen (Ratitae); deze laatsten zijn tot vliegen niet in staat. Van de voorste extremiteit is de hand gereduceerd tot 3 vingers met de daarbij behoorende middelhands- en handwortelbeenderen. De groote slagpennen zijn tegen de hand ingeplant, de kleine tegen het spaakbeen (ulna), terwijl het zoogenaamde duimvleugeltje aan den duim bevestigd is.

Van de achterste extremiteit zijn de middelvoetsbeenderen tot een enkel been, het zoog. loopbeen vergroeid; aan het loop been zijn de teenen bevestigd, die ten getale van 2, 3 of 4 voorkomen. Meestal zijn 3 teenen naar voren en één, de binnenteen, naar achteren gericht. Soms echter is ook de buitenteen naar achteren

gericht, hetgeen o.a. het geval is bij papegaaien, spechten en koekoeken. Bij de eendachtigen en de meeuwen e.a. zijn de 3 voorste teenen door een zwemvlies verbonden, bij de roeipootigen (Steganopodes) zijn de 4 teenen door een vlies verbonden; de futen (Podiceps) en de koetfuten (Heliomis) zijn gekenmerkt door het bezit van gelobde, d.w.z. door een breede huidplooi omzoomde teenen.

De huidbedekking bij de vogels bestaat uit vederen, hoornachtige vormingen van de huid, die in groepen, zoog. vedervelden (pterylae) zijn ingeplant en waartusschen zich vederlooze plaatsen (apteria) bevinden. Een veer bestaat uit een centraal gedeelte, de schacht, waarvan het ondereinde hol is en spoel heet; aan de schacht bevindt zich ter weerszijde de vlag, welke bestaat uit een aaneenschakeling van baarden, die door baardjes aan elkaar verbonden zijn. Donsvederen vormen het eerste vederkleed en komen bij volwassen vogels ook tusschen de gewone vederen voor; zij missen een stijve schacht en bezitten lange, losse baarden, meestal zonder baardjes. De kleur der vederen wordt veroorzaakt door kleurstoffen, pigmenten, of door bijzondere struktuur. Een- of tweemaal 's jaars vallen de vederen uit en worden door nieuwe vervangen (ruien).

De pooten zijn meestal naakt en met hoornachtige schilden bedekt. De bevedering reikt tot dicht boven het hielgewricht; bij enkele vogels, o.a. de meeste uilen en enkele zwaluwen, zijn loopbeen en teenen met vederen bedekt.

De longen der vogels staan in verbinding met luchtzakken, die gedeeltelijk in de lichaamsholte, gedeeltelijk in de holte van sommige beenderen gelegen zijn en voornamelijk dienen om het soortelijk gewicht bij het vliegen geringer te maken. Het stemorgaan der vogels is gelegen in het ondereinde der luchtpijp op de plaats waar deze zich in de beide bronchiën splitst. Van het spijsverteringskanaal verdienen bijzondere vermelding de krop, zijnde een verwijding van den slokdarm, alsmede de maag, die bij het meerendeel der vogels uit 2 deelen, de kliermaag en de spiermaag bestaat. Blinde darmen komen bij vogels ten getale van 2 voor en zijn soms zeer sterk ontwikkeld, ontbreken echter bij andere soorten. Het einde van het darmkanaal is verwijd tot de zoog. cloaca, waarin de gangen der nieren en der genitaal-organen uitmonden.

Gezicht en gehoor zijn sterk ontwikkeld.

De rangschikking der vogels is in lateren tijd een onderwerp geweest van ernstig vergelijkend-anatomisch onderzoek. Hoewel hier en daar nader onderzoek nog gewenscht is, kunnen wij het systeem door Fürbringer opgesteld en eenigzins veranderd door Gadow, als het meest volmaakte beschouwen. Laatstgenoemde auteur verdeelt de thans levende vogels in 2 hoofdgroepen, de Ratitae en de Carinatae, gekenmerkt door het al of niet ontbreken van den kam op het borstbeen. De nog levende Ratitae worden onderverdeeld in 4 afdeelingen, die te zamen ongeveer gelijkwaardig zijn met elk der 13 orden, waarin de Carinatae verdeeld worden. Het hier volgende schema geeft een overzicht van de indeeling der vogels volgens Gadow.

A. Ratitae. Tot deze behooren de struisachtige vogels, de casuarissen en de kiwi's. Alleen de zoog. Amerikaansche struisvogels (Rhea) komen in de Nieuwe Wereld voor, echter niet in Suriname.

B. Carinatae.

1. Orde Colymbiformes. Hiertoe behooren de zeeduikers (Colymbidae) en de futen (Podicipediclaé), welke laatste alleen in Suriname vertegenwoordigd zijn.
2. Orde Sphénisciformés, de pinguins, beperkt tot het zuidelijk halfrond, niet in Suriname voorkomend.
3. Orde Procéllariiformés, waartoe de stormvogels (Procellaria) en de albatrossen (Diomédéa) gerekend worden.
4. Orde Ciconiiformés. In deze orde worden samengevat de ooievaars (Ciconiidaé), de ibissen (Ibididae), de flamingo's (Phoénicoptéridaé), de reigers (Ardeidae) en de Steganopoden, waartoe de schollevaars (Phalacrocoracidaé), de pelikanen (Pelecanidae) de rotspelikanen (Sulidae), de keerkringsvogels (Phabtontidae) en de fregatvogels (Fregatidae) behooren.
5. Orde Anseriformes, bevattende de zwanen, ganzen en eenden (.Anatidae) en de hoenderkoeten (Palamedeidae).
6. Orde Falconiformes, zijnde de dagroofvogels.
7. Orde Tinamiformes, waartoe de Zuid-Amerikaansche tinamoe's (Tinamidae) behooren.
8. Orde Galliformes, de hoenderachtige vogels, waartoe eveneens gerekend wordt de hoatzin (Opisthocomus).
9. Orde Gruiformes. Tot deze orde worden gebracht alle ralvogels (Rallidae) en o.a. ook de in Zuid-Amerika voorkomende Seriema's (Cariamidae), ralreigers (Eurypygidae) en koetfuten (Heliornithidae).
10. Orde Charadriiformes. Deze orde is saamgesteld uit schijnbaar heterogene elementen, waarvan de voornaamste zijn de plevieren en strandloopers (Charadriidae), de parra's (Parridae), de meeuwvogels (Laridae) en de duiven (Columbidae).
11. Orde Cuculiformes, bevattende de koekoeken (Cuculidae) en de papegaaien (Psittacidae).
12. Orde Coraciiformes. Ook deze orde bevat zeer verschillend uitziende vogels en behoort met de volgende tot de grootste orden. De voornaamste in Amerika inheemsche vertegenwoordigers zijn de motmots (Momotidae), de ijsvogels (Alcedinidae), de uilen of nachtroofvogels (Strigidae), de nachtzwaluwen (Caprimulgidae), de gierzwaluwen (Macropterygidae), de kolibries (Trochilidae), de trogons (Trogonidae), de jacamars (Galbulidae), de toekans (Rhamphastidae) en de spechten (Picidae).
13. Orde Passeriformes, de muschachtige vogels, waartoe alle zoogenaamde zangvogels behooren. Als speciaal Amerikaansche vertegenwoordigers mogen hier genoemd worden de tyrannen (Tyrannidae), de boomklimmers (Dendrocolaptidae), de miervogels (Formicariidae), de cotinga's (Cotingidae), de manakins (Pipridae), de buidelspreeuwen (Icteridae), de tanagra's (Tanagridae), de suikervogels (Coerebidae), en verder de ook in Europa voorkomende vinken (Fringillidae), lijsters (Turdidae), zwaluwen (Hirun dinidae), kraaien (Corvidae), e.a.

Van de ruim 16000 vogelvormen, species en sub-species, die thans beschreven zijn, komen wellicht bijna een 1000-tal in Suriname, of althans in Guiana, en op onze West-Indische eilanden voor. Aan de zoo logen der 18de eeuw waren reeds enkele vogels van Suriname bekend; Linné, Gmelin en Buffon hebber reeds een aantal beschreven en benoemd, de laatste echter meer in het bijzonder vogels van Cayenne. Ook onze landgenoot A. Vosmaer vermeldde in zijne ‘Natuurkundige beschrijving van zeldzame gedierten’ in 1768 en 1769 reeds een paar vormen uit Suriname, o.a. den trompettervogel en den rotshaan.

Een verdienstelijk, hoewel zeer beknopt overzicht van de vogelwereld van Suriname vindt men in het werk ‘Surinam, sein Land, seine Natur, Bevölkering etc.’ 1887, van A. Kappler, die ongeveer 45 jaar in Suriname vertoefde, en met belangstelling in alles bezield, de hem omringende natuur de noodige aandacht geschonken heeft.

Een standaardwerk voor de vogelwereld van Suriname is het boek van de gebroeders F.P. en A. Ph. Penard, ‘De vogels van Guyana’, in 2 deelen, verschenen van 1908-1910. In dit werk is voor het eerst een opsomming gegeven van alle vogels, die uit Suriname bekend zijn. Met eerbied afdwingende ijver en volharding hebben de auteurs onder moeilijke omstandigheden materiaal en gegevens bijeengebracht en deze zorgvuldig bewerkt aan de hand van een uitgebreide litteratuur.

Een lezenswaardig verhaal van een ornithologische verzamelreis naar Suriname door Jhr. W.C. van Heurn is te vinden in het 2e Jaarbericht van de Club van Nederl. Vogelkundigen onder den titel van ‘Enkele maanden ornithologiseeren in Suriname, 29 Mei-22 October 1911.’ Over de vogelsoorten, welke men op de reis van Amsterdam naar Suriname kan waarnemen, bericht van Heurn in Ardea, 1912.

Van onze 3 benedenwindsche eilanden Aruba, Curaçao en Bonaire zijn thans ongeveer een 60-tal vogelsoorten bekend. K. Martin geeft in zijn reiswerk (Bericht über eine Reise nach Niederl. Westindien, 1888, p. 141) een paar korte, maar belangrijke opmerkingen omtrent de vogels van deze eilanden. Een volledige lijst der tot heden op de benedenwindsche eilanden waargenomen vogels vindt men bij

C.B. Cory, The Birds of the Leeward Islands (Publ. 137 Field Museum of Nat. Hist.) 1909, waarin ook de desbetreffende litteratuur aangegeven wordt, waarvan voor onze eilanden speciaal de bijdragen van Hartert en Von Berlepsch vermelding verdienen. De vogels van onze bovenwindsche eilanden zijn minder bekend; opgaven hieromtrent vindt men in Cory's Catalogue of West Indian Birds, 1892. Voor St. Eustatius worden 20 vogelsoorten opgegeven; van Saba en St. Martin zijn slechts een paar soorten bekend.
E.D.v.O.

< >