Zijzwaard - zwaard dat aan lij neergelaten wordt om de drift zoveel mogelijkte beperken. Wordt vooral toegepast op ronde- en platbodemjachten.
Voordeel is dat op ondiep water gezeild kan worden. Ook droogvallen op getijwater hoeft geen problemen op te leveren. Nadeel is de extra benodigde mankracht om ze te bedienen. Met een goed geschoren takel of zwaardlier op het zwaardval gaat het instellen van de zwaarden vrij licht. Vaartuigen die op ondiep water varen zoals boeiers, tjotters e.d. hebben zeer breed uitlopende, ondiepe zwaarden, die een weinig neergelaten al een goede bijdrage leveren aan de driftbeperking. Lemsteraken, botters e.d. die op dieper water varen hebben lange, smalle zeezwaarden.
Met geheel neergelaten zwaard is de diepgang al gauw 2,50 3.00 m. Zeezwaarden hebben vaak een vleugelprofiet. De buitenkant is vlak of een weinig hol en de binnenkant bol. Door het drukverschil van het langsstromende water geeft dit profiel het zwaard dus het schip een zekere lift. Het zwaard draait om een zwaardbout, die op sommige jachten op een verstelbare rail bevestigd is. Op verschillende koersen kan dan met de plaats van het zwaard getrimd worden tot een balans verkregen wordt. Aan-de-wind varend staat een zwaard zo diep mogelijk, via halve naar ruime wind varend kan een zijzwaard telkens iets opgetrokken worden.