Watersport A-Z

Kramer en de Bruin (1971)

Gepubliceerd op 01-05-2019

Waterskiën

betekenis & definitie

Waterskiën - Ontstaan omstreeks 1920, en gelijk met de ontwikkeling van snelle motorboten meegegroeid. Sinds WO II maakt deze sport een stormachtige ontwikkeling door.

Niet alleen voor plezier, ook het wedstrijdskiën staat in de belangstelling. Bij wedstrijdskiën kent men drie onderdelen: slalom, figuren en schansspringen. Normaal worden er twee ski’s gebruikt. Een volgende stap is één ski en voor de vergevorderde is het blootvoetskiën een uitdaging; de skiër planeert daarbij op de blote voetzolen over het water. Om de voetzolen voldoende lift te geven is een veel grotere snelheid nodig dan bij gebruik van ski’s. Blootvoetskiën stelt hoge eisen aan de vaardigheid en het uithoudingsvermogen van de skiër. Het duurrecord ligt op ruim twee uur.

De skiër wordt voortgetrokken door de skiboot en de skilijn.

Deze laatste heeft een lengte van 23 m van bevestigingspunt tot handgreep. De lijn is meestal van synthetisch touw vervaardigd dat de eigenschap heeft lichter te zijn dan water. Voor de veiligheid van de skiër is een zwemgordel (skibelt) ontwikkeld, terwijl voor het schansspringen een speciaal zwemvest (life saver) in de handel is.

Tevens worden vaak rubber skipakken gedragen om de skiër te beschermen tegen afkoeling. De skilijn wordt bevestigd aan de → skistang. In de skiboot zit niet alleen een stuurman maar tevens een waarnemer die achteruit kijkt en de signalen van de skiër doorgeeft aan de stuurman. De stuurman is verantwoordelijk voor de veiligheid van de skiër. Hij blijft ca. 50 tot 100 meter van de wal verwijderd, vaart niet kris-kras tussen boten door en houdt zich aan de gestelde voorwaarden.

Er kan worden gestart vanaf een steiger (→ Steigerstarf) en vanuit het water (→ Diepwaterstart).

< >