Ieder, die zich het lot van zijn medemensen aantrekt en iets doet voor de vermeerdering van hun welzijn, hetzij als enkeling of in vereniging met anderen, is een philantroop en beoefent de Philanthropie. Dit volgt ook uit het woord, dat letterlijk „mensenliefde” betekent.
Vele instellingen zijn op philanthropisch gebied werkzaam. Sommige instellingen hebben louter ten doel de voorziening in de allereerste stoffelijke behoeften van noodlijdenden, andere houden zich bezig met de ontwikkeling van verstand en gemoed.
Zo is er te Amsterdam een tehuis, waar ook de ergste stakkers, die ’s nachts geen onderdak hebben, ’s avonds nog wel een bad, een maal, een bed en ’s morgens een stuk brood en goede woorden vinden. Andere verenigingen beogen de hulp aan zieken: blinden, doofstommen, melaatsen enz.
Dan zijn er ook instellingen, als b.v. ,,’t Nut” en „Ons Huis”, die gedeeltelijk door particulieren, n.l. de leden, bekostigd worden en waar het geestelijk welzijn bevorderd wordt. Zo zou er nog een lange lijst te geven zijn van gelijksoortige verenigingen.
