Gepubliceerd op 12-05-2020

Brandnetel (grote), Urtica dioica

betekenis & definitie

Urtica: is afkomstig van het Latijnse urere = branden, vanwege de brandharen, die hol en een scherp, bijtend vocht bevatten.
Dioica: betekent tweehuizig, de mannelijke en vrouwelijke bloemen komen op afzonderlijke planten voor.
Grote brandnetel: brand: wanneer de broze punt van een brandhaar afbreekt, bijvoorbeeld door het pakken van een blad, dan komt het vocht in de ontstane wond en veroorzaakt een branderig gevoel.
Netel: komt van een Duits woord ‘nezzi’ dat ‘getwijnd garen’ betekent. Al heel vroeg werden de stengelvezels tot draden verwerkt, die later dienden om neteldoek te vervaardigen. Dit neteldoek is later langzamerhand door katoen en kunstvezels verdrongen.
Bijzonderheden:
de bloemen zijn eenslachtig.;
• de brandharen zijn schuin afstaande cellen die zich op een voetstukje boven het blad- of stengeloppervlak verheffen. Elk van deze cellen is flesvormig met een breed onderste deel dat zich plotseling versmalt tot een priem, die aan de top door een scheef opgezet knopje wordt afgesloten. Als dit kopje wordt aangeraakt, breekt het vervolgens een ‘voorgevormd’, scheef breukvlak af. Over blijft een uiterst scherpe injectienaald, die indien mogelijk de huid van de aanraker doorboort. De brede voet van de cel stond onder spanning en spuit nu met een kracht zijn inhoud door de priem naar buiten. Het celvocht bevat histamine, dezelfde stof die ook bij insectenbeten jeuk veroorzaakt;
• de gehele plant, ook het sap, werd in de geneeskunde gebruikt en wel tegen steenpuisten, verstopping, buikloop, neusbloedingen, waterzucht, bronchitis, eczeem en netelroos;
• men raadde het aan tegen haaruitval, waarschijnlijk staat dit in verband met de signatuurleer, dat een harige plant tegen haarziekten of haarkwalen gebruikt kan worden;
• de Germanen hielden de brandnetel voor een heilige plant en ze was dan ook aan de dondergod Donar gewijd.