[Fr. triptyque, van Gr. triptuchon = het in drieën gevouwene, van tri-, z.a., en ptussein = vouwen]
1 drieluik, dat is schilderstuk of reliëf met aan de zijkanten twee draaibare luiken (vleugels, deuren), die gesloten kunnen worden en dan het middenstuk bedekken;
2 (veroud.) internationaal grensdocument voor automobilisten, meestal in drieën verdeeld.