[v. Fr. dragon, van Lat. draco, draconis = draak, naar de in het vaandel gevoerde draak; volgens anderen naar het wapen dat gevoerd werd, een lichte karabijn, dragon (draak) genaamd]
1 (gesch.) lid van de in de 16e eeuw in Frankrijk opgerichte lichte ruiterij. Dragonders werden berucht om hun ruw en bandeloos gedrag (vgl.: vloeken als een -, zo dronken als een -);
2 (fig.) manwijf, grote zware heerszuchtige vrouw.