[Lat. au(c)toritas = eig.: het doen ontstaan, van augere (zie onder auctor); geldigheid, gezag)
1 wettige macht, gezag;
2 overheidspersoon of -lichaam;
3 persoonlijk overwicht, zedelijk gezag, gezag berustend op kennis, bijv.: met - spreken;
4 persoon van erkend gezag (geloofwaardigheid) op een bep. gebied van wetenschap of kunde, bijv.: hij is een autoriteit op het gebied der ruimtevaart.