Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gepubliceerd op 19-12-2020

Stefanus

betekenis & definitie

m

Van Gri. stephanos ‘krans’, vooral als prijs voor de overwinnaar in wedstrijden (vgl. 1 Kor. 9,25). Naam van een der zeven diakenen in Jeruzalem, vermeld in Hand. 6 en 7. Hij werd als eerste martelaar om zijn geloof gestenigd (Hand. 7,60). Kerk. feestdag: 26 dec. (in het Oosten later 27 dec.). Voorts o.m.: 1) Stefanus I, paus, 254-257. Kerk. feestdag: 2 aug. 2) Stefanus, koning van Hong., geb. 969; gest. 1038; kerk. feestdag: 2 sept.

In Hong. was de dag van zijn begrafenis (20 aug.) een nationale feestdag met een grote processie in Boedapest; schutspatroon van Hong. 3) Stefanus, apostel en eerste bisschop van Halsingland in Zwe. Toen hij tot missiebisschop werd gewijd, nam hij de naam Simon aan; gest. na 1072. Kerk. feestdag: 2 juni. Als ontleende naam kwam hij al zeer vroeg in gebruik. Littger (234) wijst erop dat hij opgekomen is doordat in 754 Pepijn door paus Stefanus II in Soissons tot koning gezalfd werd. Bij Socin: Stephanus, bisschop van Spiers, ca. 661; Rijnland: Stephan, begin 9e eeuw (Littger); Mansion: Stephanus, getuige in Gent, 996; Stephanus, getuige voor de graaf van Holl., 1162; in Utr.: 1186.

Volgens Leys (1958) komt in de 10e eeuw in West-Vla. 6 keer Stephanus voor op 13 chr. namen, in de 11e eeuw 14 keer op 35, hetgeen op grote populariteit van de naam wijst. Vr. vormen bij Socin sinds 1084; in Gent: eerste helft van de 13e eeuw (Tavernier-Vereecken 156); oudste voorb. in Holl. (Van der Schaar): Stephania, 1317 (deze vr. vorm was al vroeg in gebruik bij de graven van Bourgondië).