Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gepubliceerd op 19-12-2020

Lodewijk

betekenis & definitie

m

Tweestammige Germ. naam, volgens de traditie met de betekenis 'roemvolle strijder'; zie echter de opmerkingen onder lod-, die een betekenis als ‘strijder om buit’ waarschijnlijker maken. Zie voor het tweede lid onder -wig-. Reeds de eerste der Merovingen droeg deze naam: Chlodowig I (zie Clovis). De Lat. vorm werd Ludovicus of Clovis. Zijn vroege en grote populariteit kreeg de naam door Lodewijk IX de heilige, koning van Fra., geb. 1215. Hij stichtte o.m. de Sorbonne; gest. ca. 1270.

Kerk. feestdag: 25 aug. Van de populariteit van de naam getuigt het feit dat 18 koningen van Fra., verschillende koningen en keizers van Du. en andere vorsten de naam droegen. In de 12e eeuw werd de naam uit Du. ingevoerd in Ndl. (Gysseling, Overz. 12): Lodwicus, kanunnik in Utr. 1178; Lodewikus 1204; Lodewicus proost van SLMaarten in Utr, 1217; in de 14e eeuw in Ze. (Meertens. Ze. fn. 27); in Kortrijk ca. 1400 vrij frequent in verschillende vormen (Lodeijc, Lodewic. Lod(d)in, Lodekin, Loy; Debrabandere); Loyc, Dordrecht 1505 = Lodewyck 1510 (GD 66). De Fra. vorm Louys voor het eerst aangetroffen in Rotterdam 1644 (SR 284).

Als vr. vorm werd vooral Louise uit het Fra. in andere talen overgenomen (Dauzat 66); jkvr. Lowyse d' Ytere, Brugge 1559 (Schouteet, 176); in Noord-Ndl. sinds de 17e eeuw vrij frequent.