Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gepubliceerd op 19-12-2020

Gislenus

betekenis & definitie

m

Vooral z. naam (m.n. in Ze.). In W. Brab. komt de naam vooral in protestantse gezinnen voor (bijv. Standdaarbuiten). Vleivorm van een Germ. naam met gisil-'pijl' (zie echter gis(el)- en Gijsbert). St.-Gislenus, apostel van Henegouwen, was volgens de traditie een Griek van geboorte.

Hij stichtte een klooster in Ursidongue dat later St.-Ghislain werd genoemd; kerk. feestdag: 9 okt. Uit de frequentie van de naam in het z. blijkt dat St.-Gislenus al vroeg grote populariteit genoot. Zijn graf in St.-Ghislain (Gislen) werd veel bezocht. De naam kwam in Ndl. in gebruik in de 16e eeuw. In Kortrijk 1300-1350: Lein (Debrabandere). Eerste voorbeeld in Ze. is uit 1517; Dordt. 1582; Holl. 1622; Oterleek, Noord-Holl. 1593 (Van der Schaar).

De Zaanse vorm werd Lijnst: Lijnst Teeuwisz. Rogge, eigenaar van de scheepswerf waar tsaar Peter de Grote timmeren leerde. De naam is nog in het geslacht Rogge in gebruik. Vroegere vr. vorm in Ze.: Jelijntje (Leintje, Lijntje is ook wel Leentje in Ze.) .

< >