m
Naam van een familie in de Romeinse gens (d.i. geslacht, familie) Julia, waarvan Gaius Julius Caesar de bekendste was. Octavianus, zijn achterneef, nam als keizer ook de naam Caesar aan, naast Augustus, en zo werd deze naam in verschillende talen tot soortnaam voor ‘keizer’ (Du. Kaiser, Russ. tsaar). De oorsprong van de naam is niet zeker. Volgens A. Ernout-A.
Meillet is het een Etrusk. woord van onbekende grondbetekenis (vergelijk het Etrusk. woord aesar ‘god’). Vanouds werd de naam in verband gebracht met Lat. caedere ‘vellen’, zoals Plinius (Vil, 47) al doet, zodat men er de betekenis 'met de keizersnede geboren' aan toekende (vgl. Fra. (opération) césarienne 'keizersnede'). Het kwam wel voor dat kinderen die met deze ingreep geboren werden, om deze reden
Caesar genoemd werden. Andere mogelijkheden tot interpretatie van de naam heeft men gezocht in Lat. caesaries 'dik hoofdhaar' en caesius ‘met grijsblauwe ogen’. Caesarius is een heiligennaam, aartsbisschop van Artes in 502. Hij was een van de grootste volkspredikers van de vroege christentijd. Kerk. feestdag: 27 aug. Verschillende vormen van de naam waren hier al vroeg in gebruik: Caesarius v.
Heisterbach, ca. 1180; Zuid-Ndl. Cesarius, Sisarius, 1125 (J. Lindemans, ‘Album P.J. Meertens’, 102); Cesarius van Brakel 1212 (Gysseling 10); Sysaris, Sysaries, Zisaris, Dordt 1284 (SRD); Sarys, Dordt 1385; Seris, Serijs = Caesarius, Den Bosch 14e/15e eeuw; Saris, Dordt 1490 (GD). In de Renaissance beleefde de naam een opbloei.