Gepubliceerd op 16-11-2020

Zee-Paard

betekenis & definitie

Oude N naam voor de Noordse Stormvogel ←, vermeld door B&TS 1995. De neusbuisjes op de snavel riepen de gedachte op van een briesend Paard.

De auteurs vermelden ook noors Havhest ('zee-paard'). Het volgende citaat is ontleend aan Houttuyn 1763: "De tweede Soort van Onweers-Vogelen by BRISSON, genaamd Petrel Cendré, welke ik, tot verwondering, by LINNAEUS niet gemeld vind; maakt een Vogel uit, die in de Noorder-Oceaan ook niet ongewoon is en aldaar het Zee-Paard geheten wordt. Die naam is afkomstig, 't zy van wegen hun sterk Niesen, dat wel naar 't brieschen van een Paard zweemt, 't zy van hun huppelen en treeden op het Water. Men vindtze ook niet anders dan ver van 't Strand, en de Visschers, die van Bergen in Noorwegen tot den Zeehonden of Heilbotten-Vangst op een droogte, uitgaan, bemerken, dat zy dezelve zyn genaderd; wanneer zodanige Vogelen rondom hunne Schuiten huppelen, om het Ingewand te bekomen; waar op zy zeer verslingerd zyn." In Syv c.1700 staat: "Hafhest Equus marinus. En Nordsk fugl i storlighed som en honne, paa skikkelse som en falk, graaspragled. Naar fiskerne see ham, vente de storm.

See Jonst. 184. Arrbo 206. "[3 citaten via Schioler 1925] Citaat uit Jonston 1650: "... magnitudine gallinam mediocrem forma falconem utcunque ®quat. Cinericio est colore ... Ad ejus conspectum exhorrescere et littora legere piscatores solent. Certi tempestatem in propinquo esse noxiam." [Hij heeft de grootte van een gemiddelde kip en de vorm van een valk. De kleur is grijs . Als de vissers hem ontwaren worden ze altijd bang en zoeken ze de veilige kust op. Want dan komt er zeker storm, die schade aanricht.] Citaat uit Arrbo 1661: "Hafh®sten findis der, af underlig Natuure, en liden graa-kl®d Fugl med N®seborre stoore, paa rygged mage-n®b, hvor af hand Rosten skicker som H®sten snorkende, naar hannem Lobskhed sticker". [Het Zeepaard vind je daar; een wonderlijk beest, een kleine [!] grijsgekleurde vogel met grote neusbuizen boven op zijn 'Meeuwen'snavel, waaruit hij een geluid maakt als van een ronkend Paard als het loops is. ] [Vgl. ook Wilms 960812,2 die Pontoppidan aanhaalt.]