Gepubliceerd op 16-11-2020

Wink

betekenis & definitie

Officiële friese naam en groningse volksnaam voor de Rietgans ←. De groningse naam heeft als eerste vindplaats Gavere & Bemmelen 1856: "Anser segetum, Bechstein.

Weenk, Wink, Weenkies, Grasgans." VPG 1983 vermeldt (p.126): "Biesganze, Weenk(ie) of Wink, Grasgaans." Weenkies zou een assimilatieproduct uit *Wink-goes kunnen zijn uit de tijd dat men in de Groninger Ommelanden nog fries sprak, met secundair vals enkelvoud tot Weenkie (een gelijke ontwikkeling bij E Rotch, waarvoor zie sub Seerotsje ←).Als officiële friese naam gold zelfs in ViF 1976 nog de naam Swartkop-goes, terwijl De Vries 1911 en 1928 de naam Wink in het geheel niet noemt. Wel staat in ViF een verwijzing naar een fries spreekwoord bij Burmania 1614: Edelyck seijde winck, enhiemarien Jongh (?= 'Voortreffelijk zei de wink, en had maar één jong'; een uitdrukking die juist voor de Rietgans niet zó goed te begrijpen valt aangezien de soort h.t.l. niet broedt). Verdam 1932 geeft de naam ookvoor het mnl op: Winke 'Rietgans, Wink' [MH].

De etymologie/betekenis van de naam wordt door Boersma [in ViF 1976] als volgt gegeven: "De namme Wink is in onomatopé, it lüd dat de fügel ut-bringt de guozzerop is hwat minder sterk as by oare guozzen, en heart wol hwat op: unk, wunk of wink." E Quink (1551) 'Kleine Rietgans'? [mb.980314] is volgens Lockwood 1993 ook een onomatopee; de E naam lijkt op de naam van het lemma. Hiertegen is aan te voeren dat de (bekende) vluchtroep van de Rietgans steeds duidelijk twéé- of driedelig is; de weergave van het geluid met letters in de boeken begint met een k- of een klinker (a), niet met een w.

Er zou misschien ook nog wel een etymologische relatie met We(e)nderik, Week en Winder (zie sub Woerd) kunnen zijn. Als betekenisverbinding valt dan te denken aan het begrip 'groot'; zowel het ♂ van de Eend (groter dan het ♀) als de Rietgans (groter dan de meeste andere Ganzen, maar niet groter dan de Grauwe Gans) zijn 'groot'.