Gepubliceerd op 16-11-2020

Wiekel Wikel Wikelder

betekenis & definitie

Groningse naam resp. friese namen voor de Torenvalk [VPG 1983; De Vries 1928]. De soort werd in De Vries 1912 niet precies met Wikel benoemd, maar met Reade Wikel ←; deze bron geeft Blauwe Wikel op als naam voor de Boomvalk (die een blauwgrijze rug heeft).

De naam is typisch fries; Ts Gs de Vries 1907 (inViFp.74): "WelkeFries ... weetb.v. wat een Torenvalk ... [is]; welke niet-Fries [weet] wat een Reade Wiekel... is."De oudste vindplaats is bij Petrus Baardt 1640: Wijckel. Houttuyn 1762 (p.322) spelt Wykel en verwijst daarvoor naar een plakkaat van de "Vrouwe Gouvernante ... in Vriesland", 1756. Bij Le Clercq 1776 (II p.72) lijkt het dat "Sperwer of Wikel" synoniemen zijn.

Wikelder duidt op een nomen agentis passend bij hetww. wikelje 'bidden' [Zantema 1982], dat echter mogelijk secundair aan Wikel is. Ook in Kloosterzande (Zeeuws-Vlaanderen) noemt men het bidden van een Roofvogel wikkelen [WVD 1996, p.160] en in de Achterhoek wakelen, met andere klinker dus [Schaars 1989]. Boersma (in ViF 1976 p.361) schrijft: "It wikeljen ("bidden") fan 'e fügel is tige opmerklik." Aangezien een Torenvalk bidt ( = op één plaats in de lucht klapwiekend hangen), en een Boomvalk niét, zal de naam Wikel(der) aanvankelijk alleen voor de Torenvalk gegolden hebben, en pas later overgedragen zijn op óók de Boomvalk.

HG 1669 p.284 heeft als één der D namen voor de Torenvalk: Wiegwehen. Het eerste deel van deze naam is ws. verwant met Wiekel, het tweede wijst op de luchtstroming die het bidden veroorzaakt (vgl. sub Windwanner).

ETYMOLOGIE In vD 1961/1970 staat wel het trefwoord wiekel, maar niet het trefwoord wiekelen. Merkwaardig is daarom dat vDE 1993 en vD 1995 Wiekel afleiden van het ww. wiekelen en dit van het znw. wiek 'vlerk'. Dit kan daarom niet volledig juist zijn, omdat Wiekel van oorsprong fries is, wiekel als afleiding van wiekelen een nadere toelichting behoeft en het recente friese woord voor 'vleugel, vlerk' wjok, wjuk is. (Meer over wiek sub Koperwiek).

W de Vries [Reker 010903] heeft in de Drentsche Volksalmanak 1846 gevonden: drents wiichel 'soort van valk'; hij meent op grond daarvan dat mnl wichelen 'wichelen, waarzeggen' de basis is geweest voor de vogelnaam1. De motivatie verloopt via de Koekoek Cuculus canorus, die inderdaad in het volksgeloof hier en daar als orakelvogel bekend staat/stond. Het punt is echter dat de Torenvalk geen Koekoek is. De Vries voert het volksgeloof aan dat de Sperwer 's zomers in een Koekoek zou veranderen (en 's winters vice versa), en gaat ook uit van een vaak voorkomende verhaspeling van Sperwer en Torenvalk, maar toch lijkt dit allemaal té ver gezocht; in ieder geval zouden er aanwijzingen moeten zijn dat juist de Torenvalk ook de reputatie van orakelvogelhad.1 Het zou echter goed kunnen dat W de Vries naar de vorm van de woorden op een goed spoor zat: wichelen wordt immers etymologisch wel in verband gebracht met 'bewegen, magische gebaren maken, bewegingen maken met een toverstaf' [VT 2000]. Fries wikelje/ zeeuws wikkelen is te vergelijken met fries wiggelje, mnd wigelen 'zwaaien' en N/mnl wiegelen, mnl viglen (1477) [MH; VT]), frequentatief van N wiegen (ook D wiegen). {Een wieg hing vroeger aan het plafond, net zoals de Torenvalk "aan een onzichtbaar draadje in de lucht hangt", waarmee het bidden van de Torenvalk gekarakteriseerd is. Toch heeft de kinderwieg ws. niet direct met het ontstaan van de vogelnaam Wykel te maken.} Het aspect 'bewegen' (het slaan van de vleugels van de biddende vogel, terwijl hij verder stilhangt) zit in wiegen, maar ook in het ww. wagen (met de oude betekenis van 'in beweging zijn', 'schudden').

Achterhoeks wakelen zal van dit wagen het frequentativum zijn (vgl. oudsaksisch waga 'wieg' [VT]). De klinkers zowel als de centrale medeklinkers in wiegelen, wiggelen en waggelen (/wikelje, wikkelen, wakelen, alle =‘bidden') zijn deels ook affectief bepaald. Idem in E wiggle-waggle 'wiebelen', en mnl die wikewake slaen ‘geslachtsgemeenschap hebben', voorbeelden van ezelwoorden. De k kan voortgekomen zijn uit intensiefformatie, zoals bukken uit buigen.

Hoe fries Wykel nu in verhouding staat tot fries wikelje ‘bidden' is nog niet zeker. Directe afleiding van het ww. tot het znw. zal als nomen agentis Wikelder moeten opleveren en niet Wykel. Het kan echter ook zo zijn dat Wykel een verkorte vorm van een ouder *Wykelfalk is (op dezelfde manier als Barmke een verkorte vorm van Barmsijs is): het eerste deel van de ss. is dan de stam van het ww. wikelje. Net zo'n ss. is ws. fries Wikelswel ←.

Het alternatief is dat het ww. wikelje van de vogelnaam Wykel is afgeleid, m.a.w. een denominatief ww. is, maar voor zeeuws wikkelen en achterhoeks wakelen geldt een dergelijke afleiding dan niet! {Wykel zou dan op overeenkomstige wijze kunnen zijn gevormd als W de Vries aanneemt voor fries/gronings Vriekel ←, nl. oudfries *wikil uit oudfries wega '(be)wegen'. Het suffix -il(a) hierin heeft nomen agentis functie.} 'Bidden' is een foute, vrij jonge vertaling (het stond nog niet in vD 1904) van E to prey 'to search for prey', 'op zoek zijn naar prooi'); men vertaalde namelijk alsof er stond to pray 'bidden, gebeden opzeggen'. Het fenomeen 'biddende Torenvalk' heeft echter al wel veel langer de aandacht van de mensen getrokken; men had voor datbidden toenws. een anderww.; zie sub Windwanner en Oebelawerk.

Het D woord voor 'bidden' is rütteln (Rüttelfalke is een D volksnaam voor de Torenvalk); dit is dus een heel ander woord dan wakelen, maar het heeft wél een soortgelijke nevenbetekenis: 'wrikken, wriggelen, schokken, schudden'.

Strikt genomen is achterhoeks wakelen niet identiek aan 'bidden': in een voorbeeldzin in Schaars 1989 zijn het "doeven" 'Duiven' "dee daor wakelt in de locht" (Duiven bidden niet). Dichter bij 'bidden' komt wakkelin de volgende zin: "Bruine kiekendieven gaan in langzame wakkelvlucht over ons heen" [Van Zinderen Bakker 1942]; in deze zin is wakkelvlucht het best te omschrijven met 'schommelende vlucht'. Ook fries wikelje zal niet altijd de enge betekenis 'bidden' gehad hebben; zie sub Wikelswel.

IJsl Musvdkur, noors Musvak en deens Musvage 'Buizerd' <oudnoords Vdkr 'soort valk, havik' zouden ook met oudnoords vega 'zwaaien, heffen, wiegen, wiegelen, wagen' te maken kunnen hebben. AEW noemt dit verband echter niet. De Buizerd en de Ruigpootbuizerd zijn ook Roofvogels die frequent bidden.

1 Voor schwyzerdütsch Wiggle (1438) 'Steenuil, Bosuil', Wiggler, Wigger, Wiggerle, Gwiggli, Wiggezer 'Bosuil, Steenuil' en Wikkia 'Bosuil' [s&vB 1892] kan verband met ohd wigla en mnd wieken 'voorspellen' aannemelijker zijn: Bosuil en Steenuil hadden onder het volk de naam (in Duitsland en Zwitserland) aankondigers van de dood te zijn [Suolahti 1909 p.320; G&G 1989 p.321; Wilms 011014,4]. Schwyzerdütsch Wigweg 'Bosuil, Steenuil' herinnert aan D Wiegwehe(n) 'Torenvalk'; mogelijk is dat toeval.