Gepubliceerd op 16-11-2020

Watterkalf

betekenis & definitie

Volksnaam in oost Noord-Brabant voor de Groene Specht. Als enige bron voor deze naam geldt (tot dusver) B&TS 1995 (p.160), waar met een drukfout vermeld staat: Watterhalf [Blok in litt.] In genoemde bron wordt de naam in verband gebracht met de regen voorspellende reputatie die de Groene Specht heeft, en de vlaamse volksnaam Waterspecht ← voor dezelfde soort.

Het lijdt dan ook geen twijfel dat het eerste element Watterstaat voor 'water-'. Het tweede element, '-kalf', heeft mogelijk dezelfde etymologie als het zoogdier met die naam [Wilms 980430,1], maar komt naar betekenis meer overeen met N (dial.) kalf ( = 'wintergezwel aan hand of voet'). Mnl watercalf betekent 'waterzucht, oedeem' [MH 1932], een toestand, waarbij de huid en onderhuidse weefsels gezwollen zijn als gevolg van een overmaat aan 'water'. Vooral de buik kan als gevolg hiervan flink bollen, en het is ws. dat beeld geweest, wat de Groene Specht zijn naam bezorgd heeft; aan deze vogel valt, als hij tegen de boomstam aangeklemd zit, zijn enigszins 'gebolde buik' op. Tegelijk speelde ws. ook de regen aankondigende reputatie mee.ETYMOLOGIE Kalf (=jonge Koe) <mnl calf <oudnederfr calf; D Kalb <mhd kalp <ohd kalb, chalb; E/middelengels calf <oudengels cealf; zweeds/noors kalv <oudnoords kalfr; gotisch kalbo; <germ *kalbaz (=oude -es/-os-stam, waardoor het meervoud kalveren). Gallisch/Lat galba (=dikbuik), Latglobus 'bol, kogel, klomp massa', Lat gleba 'aardkluit' zijn alle verwante woorden (Klankwet nr.6). Idg *geleb(h) <idg wortel *gel 'zich ballen; iets ronds'. In veel van deze woorden komt de basale betekenis (iets gewelfds) tot uiting, vaak beter dan in de betekenis 'Kalf, jonge Koe'. Zo is er E calf (of the leg) 'kuit', waarin het gewelfde aspect duidelijk is. In mnl watercalf (=waterzucht; ookwaterbuik?) is dit ook zo.

Galbula (letterlijk 'dikbuikje') is de wetenschappelijke naam voor een geslacht van Spechtachtige vogels uit Zuid-Amerika. Jobling 1991 (p.92) hecht hier de betekenis 'geel' aan; misschien is dit niet juist.

Het element -half toonde gelijkenis met op overeenkomstige plaats staand -hall met verouderd E Wood-hall (c.1650) ( = Groene Specht)! Het probleem bij deze naam is dat ook de elementen -wall (in E volksnaam Woodwall) en -awl (in Hood Awl) voorkomen in namen voor de Groene Specht, die onderling mogelijk (volksetymologisch!) 'inwisselbaar' waren. Daarbij kunnen -wall en awl etymologisch beter onderbouwd worden (waarvoor zie sub Wielewaal en Elsenaar) dan -hall. In E volksnamen voor enkele Spechtensoorten komt ook de uitgang -ile voor, in Whet-ile ( = 'Groene Specht' in Essex en Hertfordshire), Green-ile (='id.' in Gloucestershire) en Magpie-ile ( = 'Grote Bonte Specht' in Gloucestershire). Aangezien awl 'els, priem' zeer goed bij een Specht past (duidend op de snavel waarmee de Specht in hout priemt, en als pars-prototo staand voor de Specht zelf), is het verleidelijk om -ile te beschouwen als een verbastering van awl. Lockwood 1993 echter (p.164) concludeert uit de uitspraak [wetoil] van Whet-ile (of Whetile) dat deze naam verbasterd is uit *Wettail (=letterlijk 'natte staart'). Hiervan zou zweeds Blötas ( = 'Groene Specht') een prachtige bevestiging kunnen zijn, als -as staat voor '-aars' (dit is ws. ook zo [Wilms in litt. 960628]), want zweeds blöt (etymologisch verwant met N bloot en D blöde 'dom') betekent nl. 'nat, doorweekt'. De "natte staart", resp. "natte aars" zijn een zinspeling op de regen, die de Specht zelf door zijn roepen uitlokt.