Gepubliceerd op 16-11-2020

Skries

betekenis & definitie

Officiële friese naam voor Grutto. De -ieis hier een dalende diftong (er moet worden uitgesproken [skrïss]), en dit geldt ook in de variante namen Skrie en Skrier [De Vries 1912].

Dezelfde variatie geeft de Vries 1928 voor de friese namen van de Rosse Grutto, te weten "Heawylp, Reade Skries, Reade Skrier ef Reade Skrie" (p.97). De Vries 1928 verwijst naar de E volksnaam Shrieker in Norfolk voor de Grutto en de Rosse Grutto; de betekenis 'schreeuwer' zal voor zowel de E als de friese namen geldig zijn. Dit klopt goed voor baltsende en broedende Grutto's in het voorjaar. Maar ook andere vogels kunnen erg luidruchtig zijn, bijv. Tureluur en Wulp ←; Houttuyn 1763 (p.221) meldde dat fries Schrye in Friesland de naam voor Linnaeus' Scolopaxarquata (=Wulp) was!ETYMOLOGIE De reden voor de variatie Skrie/ Skries/Skrier is niet eenvoudig te verklaren. Tiersma 1999 noemt [skrisz] "the underlying form" (p.40) en gaat dus kennelijk uit van het ww. skrieze 'knarsen, knerpen, knisteren'. Maar deze betekenis past niet bij de Grutto. Skrier zal het nomen agentis zijn geweest bij oudfries skria 'schreeuwen, roepen'. Maar ook de variant Skrie is al erg oud: HG 1669 (p.59) vermeldt "Die Friesen nennen ihn ein Schrye" (wat op de Wulp lijkt te slaan, maar dit kan een vergissing zijn; voor de bestudering van het woord maakt het ook niet uit), en dit citaat gaat mogelijk zelfs terug op Gesner 1555 (die de betreffende informatie van Gybertus Longolius (c.1544) zal hebben gekregen). Ook in een plakkaat van Ernst Casimir uit 1628 wijzen lichtelijk verhollandst "de Schryevanghst" en "vyffhondert Schryen" op fries *Skrye.

Skries kan een verstarde meervoudsvorm zijn; het meervoud hiervan, Skriezen, vinden we o.a. bij de friese dichter Pyt v.d. Burg in zijn bundel Fersen [ViF p.681]. Ook kan de vorm ontstaan zijn uit een woord als skriersaei 'Grutto-ei' [Halbertsma 1840; ViF], waarin de tweede r niet uitgesproken werd (vgl. bij Sterns; vgl. ook Tiersma 1999 p.28), zij het dan dat deze ontstaanswijze dus ver vóór 1840, mogelijk zelfs voor 1555 (of 1544) al z'n beslag moet hebben gehad. De mening van Boersma in ViF (p.682) dat Skrier de oudere vorm en Skrie de jongere vorm zal zijn, wordt voorlopig niet gestaafd door de jaartallen bij de vindplaatsen; Boersma komt voor Skrier niet verder terug dan Winkler 1886 (in diens Freech-al).

Uit het kaartje in ViF (p.681) blijkt niet dat er regiogebonden verschillen zijn tav Skrie, Skries en Skrier. Wel is typisch voor het fries van de Zuidwesthoek (het hindelopens), dat hier de naam Skrees luidt [ViF].