Zoothera sibirica (Pallas: Turdus) 1776. Lijster, die broedt in Midden- en Oost-Siberië.
In N werd de soort al in september 1853 in Drenthe en oktober 1856 in Zuid-Holland geconstateerd (bemachtigd), reden waarom hij vermeld staat in Schlegel 1858 (onder de huidige naam). Nadien zijn er in N echter geen (officieel erkende) wn.en meer gedaan. De N naam is een vertaling van de wetenschappelijke naam, evenals fries Sibearyske Lyster, E Siberian Thrush, D Sibirische Drossel, zweeds Sibirisk trast, F Grive sibérienne, Sp Zorzal siberiano en R Sibirskij drozd. Het benoemingsmotief zou men kunnen aanvechten (er broeden zoveel soorten Lijsters in Siberië), maar in alle talen is het element 'siberisch' meegenomen [NAE 1958; Bibic 1995].In Houttuyn 1762/63 vindt men geen enkele N vogelnaam met 'siberisch'. De avifauna van Siberië was in die tijd zo goed als onbekend. Pas door de reizen van Pallas (gedurende 1768-1774) is daar verandering in gekomen. Pallas noemde de soort aanvankelijk (1773) Turdus leucocillus, welke naam op de witte onderstaart duidt. Voor Pallas zie sub Pallas Boszanger.
