Naam voor de Kleine Jager bij Pieter van Cuyck 1789 (p.41) uit Den Haag. De naam is een voortzetting van Scitvalck ← bij de Scheveninger Coenen (1578).
De passage uit Van Cuyck over de Schytvalk gaat als volgt: "... by de Helder heb ik ook opgespoort de zoogenoemde strontmeeuw of schytvalk, deeze jaagt met een snellen vlugt naar de andere meeuwen, die haaren drek uit angst laaten vallen, welke drek door die meeuw of valk wordt opgevangen en ingeslokt." Van Cuyck maakt de uit die tijd bekende waarnemingsfout: er is hier geen sprake van drek maar van braaksel. De determinatie "Kleine Jager" volgt uit plaats en tijd van het jaar (het Marsdiep bij Den Helder eind mei/ begin juni) en uit de beschreven snelle vlucht (Grote Jagers zijn slomer).vD 1904 noemt Schijtvalk en bedoelt daar de onderhavige soort mee, maar geeft een totaal verkeerde omschrijving: "eene soort van boomvalk (plautus stercorarius)."(!)
