Friese naam voor Spreeuw ←. Boersma (in ViF III 1979): "de naam is verwant aan het friese ww. prottelje =N pruttelen <mnl protelen, preutelen 'murmelen' [VK], 'half binnensmonds praten, daarbij een borrelend geluid makend'." Op de Spreeuw betrokken is fries tsjotterje = kwetteren, kwinkeleren, kwelen, snateren, kwebbelen, babbelen.
Het ww. protelen is mogelijk de herhalingsvorm (iteratief) van het ww. praten. Daarnaast komt een ww. met een zelfde strekking ook voor met de beginletters spr-, nl. spreken; een parallele vorming is misschien ook naast Protter aan te wijzen: achterhoeks Sprotter (vD 1970: =gewestelijke naam voor Spreeuw) met als groningse heterofonen Sprutter, Sprötter en Spratter ←, maar mogelijk is de etymologie hiervan anders en betekenen deze namen 'gevlekte (vogel)' (vgl. sproet 'lichaamsvlek').