Gepubliceerd op 16-11-2020

Oliemerel

betekenis & definitie

Kennelijk oude volksnaam voor de Wielewaal, naar de kleur (geel of geelgroen) van olie, of olie is een povere imitatie van de zang. Daarnaast komen ook de volksnamen Goudmerel en Goudlijster ← voor, naar de kleur.

Houttuyn 1762 schrijft: "... de Heer BRISSON plaatst hem in 't Geslagt der Lysteren; gelyk men hem ook, in Nederland, plagt te noemen GoudMerel en in Brabant Oly-Merel." Nog ouder is de vermelding van de naam in HG 1669 (ook in Gefiner 1555): "Die Brabander nennen etliche Vögel so ganz goldgelb sind/ Goldmerles/ oder Oli-merles. D. Geßner vermeint dieses sey der Vogel welcher von etlichen Lateinischen Scribenten Oriolus, das ist Widwal genennet wird/." (p.II-43) Suolahti 1909].

Meertens 1950, die een onderzoek deed naar de benamingen voor de Wielewaal in N en Vlaams België, maakt van deze naam echter op geen enkele manier melding meer, en ook WBD 2001 noemt de naam niet. Wüst 1970 noemt nog de D volksnaam Olivenmerle voor de soort.

ETYMOLOGIE Nolie <mnl olie (1270 [VT], Willeram 1100 [Sijs]), oly, olei sedert 7e eeuw ontleend <volksLat olium <Lat oleum <Gr élaion 'olijfolie, zalfolie' <Gr elaia 'Olijf(boom) Olea, olijf'; gotisch alew (4e eeuw). Het woord is door het gebruik in de kerktaal (olie voor sacramenten en de eeuwige lamp) wijd verspreid. Sedert de winning van aardolie heeft het woord ook de betekenis daarvan gekregen, via het (nu obsolete?) woord steenolie =petroleum [vD 1904].