Gepubliceerd op 16-11-2020

Laplander

betekenis & definitie

Benaming voor de IJsgors Calcarius lapponicus [Albarda 1897; vD 1970]. E Lapland Bunting, Am Lapland Longspur.

De vogel broedt in Lapland (dat wist Linnaeus in 1758), maar ook in (sub)arctisch Amerika en in Siberië. Houttuyn 1763 (p.536) noemt de Laplandsche [Vink] en haalt de Zweed Rudbeck1 (1660-1740) aan met "Laplandsche Distelvink". Deze namen komen niet in Houttuyns Bladwyzer voor; ze zullen dus mogelijk ad-hoc vertalingen zijn.Het voorkomen van de IJsgors in de Lage Landen, vnl. op de herfsttrek en veel zeldzamer overwinterend, is lange tijd onbekend gebleven. Schlegel 1852 vermeldt de soort in het geheel niet, en Schlegel 1858 zegt, vrij onovertuigd: "De IJsgors verhuist in den winter ten deele en komt alsdan, ofschoon veel zeldzamer dan de voorgaande soort [de Sneeuwgors], aan de noordkusten van het vaste land van Europa, en somtijds ook tot ons." Albarda 1897: "Komt ons in den winter in kleine troepen bezoeken." Een dergelijke karakterisering past echter beter bij de Sneeuwgors. Ws. schreef hij gewoon Schlegel na.

1 Rudbeck had in zijn Iter Lapponicum ^schetsboek n.a.v. een reis naar Lapland in 1695) een ♂ IJsgors geschetst en erbij geschreven: "Carduelis laponica laponia Tornensis". Later, op het etiket in zijn Fogelboken (c.1704-c.1735): "Carduelis Laponica Lapsk Steglisa p.m.88".

Charles de Geer, de eerste eigenaar van Fogelboken, tekende aan: "Fringilla Lapponica Lapsk Stiglitza LSN 180:5". [Anfalt 1985; Evans 1993].