Gepubliceerd op 16-11-2020

Jan-van-gent Jan van Gent

betekenis & definitie

Morus bassanus (Linnaeus: Pelecanus) 1758. In BWP 1977 (p.191) nog Sula bassana.

Grote, merendeels witte (volwassen) of bruine (juveniele) zeevogel, die vanaf de kust soms in grote aantallen gezien kan worden, maar die in de Lage Landen niet broedt. Bij B&O 1822 is het: Jan van Gent, Schotsche Gans, Bassaner Gans.

De naam van het lemma is één van de vele toepassingen van een mansnaam (en wel de populaire naam Jan-, vgl. Klein Jantje) voor een vogel. Hier begrijpelijker dan in andere gevallen, omdat de Jan-van-gent een grote vogel is met een menselijke eigenschap, zogenaamd de zotheid (vlaams Zeezot ←, Morus <Gr moros 'zot', deze vogels, en vooral ook andere soorten die geen mensen gewend waren, lieten zich gemakkelijk vangen, daarom vond men ze "zot" of "gek"). Het is vast geen toeval dat deze vogel het ‘adellijke' prefix van meekreeg, want 'Jan van' rijmt met Bassan of Bassaan. De naam Jan-van-gent was al in gebruik onder de 17e-eeuwse hollandse Walvisvaarders [vDE 1993]. Georges-Louis-Leclerc, Compte de Buffon (1707-1788) in zijn Histoire Naturelle des oiseaux (1770-1783) verfranst deze naam tot ["Jean-van-Ghent"] Jean-de-Gand (letterlijk: ‘Jan die uit de belgische plaats Gent komt') (en Jean-le-Grand in dezelfde tekst), maar hij denkt dat hiermee de Grote Mantelmeeuw Larus marinus bedoeld wordt! Jan van Gent wordt ook, hoewel niet als officiële naam, genoemd voor het deens, noors en zweeds [De Vries 1928, Haftorn 1971].

Houttuyn 1763 geeft een (niet geldige) verklaring voor de N naam als volgt (p.122): "Doch in Schotland is men hem ook gewoon, wegens zyne deftige houding, Gentleman te noemen, en dit zal aanleiding gegeven hebben tot den naam van Gent of Jan van Gent, by welken hy bekend is in de Nederlanden."

Zie verder onder Bassaangans en onder Gent (2) en (3).

De Woordenlijst Nederlandse taal schrijft maar één spelling voor: "jan-van-gent", meervoud "jan-van-gents". Het laatste is in strijd met de realiteit: bij mijn weten bijna zonder uitzondering gebruikt men zowel in de gesproken als de geschreven taal het meervoud Jan-van-genten1, fries Ginten (in de periodiek Artis werd wél mv. "jan-van-gents" geschreven, maar dit ws. op gezag van vD of WNt).

De volksetymologische interpretatie van Gent maakte dat dit deel van de vogelnaam met een hoofdletter geschreven werd: men dacht immers al eeuwen aan de oostvlaamse havenstad Gent (F Gand, <Ganda (819)). Samen met de wijdverbreide gewoonte in de N ornithologische literatuur om vogelnamen met een hoofdletter te schrijven, levert dat gespeld Jan van Gent op (o.a. in Houttuyn 1763, Schlegel 1858, Thijsse 1938, NAE 1958, Oosthoeks Encyclopedie 1968, BWP 1977, Voous 1980, SOVON 1987 en Platteeuwet al. 1994).

1 De (vierledige) ss. Jan-van-gentenkolonie is conform het spraakgebruik en conform regel 5.1.1.[1] in de Leidraad in de Woordenlijst Nederlandsetaal 1995 (1997/2001).