Helgolandfriese naam voor de Eidereend ←, in de spellingen volgens De Vries 1928, Frommann 1853-1859 en/of 1877-1878 [in: Suolahti 1909] resp. Reichenow 1920.
Op Amrum en Föhr is noordfries Hürnneab de overeenkomende naam [De Vries 1928].De Vries 1912 verklaart de naam: "mei 'n hoarn op syn snaffel" ('met een hoorn op zijn snavel'), maar het moet zijn: met een hoornen snavel. Nu is iedere vogelsnavel uit een hoornachtige substantie gevormd, dus zou het niet zinnig zijn om dan juist de Eidereend daarnaar te benoemen, maar de Eidereend heeft wél als enige Eend een zeer lang culmen, waarbij het hoornen deel tot bijna aan het oog reikt. Voor etymologie van het eerste deel zie sub Hoornfuut.
Het deel -en in de eerste naam is ws. geen zgn. slutartikel maar betekent '-eend'.
