Gepubliceerd op 16-11-2020

Hegh-scherre

betekenis & definitie

Oude N naam voor de Kwartelkoning bij Kiliaan 1599. Kiliaan omschrijft: "Gallina secus, sepes decurrens, latitans, terram que fodiens" [Soort Kip, die langs de heg loopt, zich verbergt en de aarde omwoelt], waaruit nog niet direct duidelijk is dat de Kwartelkoning bedoeld is.

Het plaatje in Jonston 1660 dat hier, op de Lat woorden afgaand het beste bij past, is dat van de "Gallinula terrestris" (Tab.31, in het midden rechts), maar dit zal het Waterhoen moeten voorstellen. Houttuyn 1763 noemt in de tekst van zijn vogelboek op p.246 de Hegschaar en op p.276 de Heggeschaar, twee licht verschillende namen voor dezelfde vogel (op p.246 kondigt hij nl. de soort aan). Uit de context op p.276 blijkt (min of meer) dat de Kwartelkoning bedoeld moet zijn: "een rosagtige ['Fulica'], die [van de Duitschers] Heggeschaar geheeten wordt..." Inderdaad vermeldt Wüst 1970 de D volksnaam Hegg(e)schar, en deze heeft (in Wüst) uitsluitend betrekking op de Kwartelkoning. Als N naam echter is Heg(ge)schaar in 1763 minder bekend, want Houttuyn vermeldt hem niet in zijn "Bladwyzer", en zelfs niet in de tekst die behoort bij de soort in kwestie, die bij hem officieel "Kwartel-Koning" heet. Wél komen beide elementen van de naam in het lemma op één of andere wijze in zijn tekst voor: het tweede in de geciteerde silezische naam Schernkner, het eerste in de uit het F vertaalde naam Brem-Rall waarin het bindend betekeniselement 'struik' is. De combinatie van dit 'Brem' met 'scheer' of 'schaar' vinden we nog in de vlaamse volksnamen Bremscharre en Bremscheer, beide voor de Kwartelkoning [Wilms 980724,2].ETYMOLOGIE Het element -scherre, en hierop gelijkende woorden, gaat terug op mnl scarren1, scerren, wat o.a. betekent: 'een knarsend geluid maken'. Dit klopt voor de Kwartelkoning, die aan dat knarsend geluid zijn wetenschappelijke naam Crex te danken heeft. Mnl scarren betekent ook 'krabben, wroeten', terwijl hiervan gevormde iteratief scharrelen typisch slaat op deze bezigheid van Kippen. Hieraan zal Kiliaan bij de bovengeciteerde latijnse omschrijving gedacht hebben! Ornithologisch gezien is het echter fout: Kwartelkoningen scharrelen (=met de poten omwoelen van de grond) niet als Kippen! Ook 'scheren' zij niet langs heggen, dus ook de gedachte dat Kwartelkoningen zich normaal in struikgewas ophouden, blijkt niet juist. Kwartelkoningen houden zich graag in grasland op (wél daar, waar het gras hoog is). De combinatie hegge-schaar kan als volgt ontstaan zijn: men heeft het element scherre opgevat als '(knip)schaar' waarmee men de heg knipte, wat ongeveer een geluid gaf als wat de Kwartelkoning maakt, de gedachte aan “Brem(struiken)" werd daarbij kennelijk iets aangepast in de richting van een struik die men pleegt te knippen.

ETYMOLOGIE hegh: zie sub Heggenmus.

1 Zie hiervoor sub Scharrelaar.

Heidebarmke Officiële friese naam voor de Frater ← [Boersma 1972]. Zantema 1992 geeft de naam (/het woord) ook op in de betekenis "schimpnaam voor heidebewoner". De Frater is in Friesland uitsluitend een wintergast (in wisselende aantallen), maar komt dan vrijwel uitsluitend aan de kust, op kwelders, voor. De naam is daarom oorspr. ws. niet een naam voor de Frater geweest, maar voor de veel algemenere Kneu, die o.a. ook op heidevelden broedt (zie daarvoor Hei(de)kneuter). Precies dezelfde verwisseling van soorten is ook bij de naam Frater opgetreden.

Het element barm(ke) zit ook in fries Stienbarmke (=Barmsijs). Voor verklaring en etymologie zie sub Barmsijs.

Genoemde vogelsoorten zijn sterk verwant.

BENOEMINGSGESCHIEDENIS Albarda 1897 geeft de naam in hollandse versie: Heidebarmpje. Ws. is de naam kort tevoren in Friesland aan de Frater toebedeeld, toen men erachter kwam dat de soort naast de Kneu in de provincie voorkwam. Ook de synonieme friese naam Heiderobyntsje kwam (van de Kneu) bij de Frater terecht [De Vries 1911].