Gepubliceerd op 16-11-2020

Haverkneu

betekenis & definitie

Volksnaam voor de Geelgors ←. B&TS 1995 geven hem, als Gele Haverkneu, op voor Gelderland en Overijssel. vD 1970 vermeldt de naam zónder toevoeging van "(gewestelijk)".

De naam wordt gevonden in Schlegel 1852: "EMBERIZA CITRINELLA, Linné. DE GEELGORS. Meest ook haverkneu; in den Tieler-waard drifter, in Noord-Brabant sep of schrijver genoemd; dit laatste om de teekening zijner eijeren (VERSTER)."

In NV II (1779) is het de tweede hoofdnaam voor de soort: "EMBERIZA CITRINELLA, GEELGERST, HAVERKNEU."

Houttuyn 1763 vermeldt in zijn 'Bladwyzer' (waarin hij de bijnamen doorgaans niét meeneemt) de naam ook: "Haverkneu ... e. [ = deel II over de vogels] 550." (Maar op p.550 staat de naam niet; op p.522/523, onder Linnaeus' Emberiza citrinella, valt de naam óók niet!) Schaars 1989 vermeldt niet Haverkneu, maar wel: Goldhamer (p.391), een naam die Gallée in 1895 voor de Achterhoek noemt.

Het element Haverkan ingegeven zijn, doordat Geelgorzen zich wel bij graanakkers ophouden; er zijn ook de namen Gerstekneu (óók voor Gelderland en Overijssel [B&TS]) en Korenknuiter ('Grauwe Gors' in St-Niklaas [WVD]). Maar de naam Haverkneu kan misschien ook uit *Hamerkneu of *Hamergeus verbasterd zijn (Hamer dan uit D Ammer; vgl. E Yellow Hammer 'Geelgors'). {In D Ammer zit nog weer een andere korensoort 'ingebakken': ohd amaro 'Sommerdinkel', 'Spelt Triticum spelta, een Tarwesoort' [mb.98I,22].} ETYMOLOGIE N Haver Avena sativa L.: <mnl haver, havere (1280); fries Hjouwer, noordfries Heewer (Heewrfugl 'Witte Kwikstaart' op Wiedingharde); oudsaksisch haboro; nederduits Hafer <mnd haver(e); D Hafer (<nederduits), Haber <mhd haber(e) <ohd habaro; noors/ zweeds/deens havre, ijslands hafur, feroers hafri <oudnoords hafri (voor ijslands hafur 'Bok' zie sub Havergeit). Er is ook oudgutnisch hagri en noors/zweeds (dial.) hagre, welke vorm de Finnen geleend hebben (o.a. alskakra).

Over de etymologische achtergrond zijn een aantal uiteenlopende theorieën. De archeologie heeft aangetoond dat reeds in de Bronstijd op de Deense eilanden Haver werd verbouwd: onmogelijk is het dus niet dat de Germanen de naam Haver van een substraatvolk hebben overgenomen [NEW].

Er zijn ook (minstens twee) theorieën, die als oerbetekenis voor de naam Haver '(Paardenhaar' aannemen. Voor het gewas Gerst Hordeum vulgare zou dit mooi kunnen opgaan: de Gerstaar heeft bijzonder lange kelkkafjes die de bloeiwijze het aanzien van een Paardenstaart geven. De bloeiwijze van Haver daarentegen is een ijle pluim; de gelijkenis met een Paardenstaart of met Paardenhaar is ver te zoeken.