Gepubliceerd op 16-11-2020

Gele Kwikstaart

betekenis & definitie

Motacilla flava Linnaeus 1758. Kwikstaart ← met een heldergele onderzijde i.t.t. de vuilwitte onderzijde van de Witte Kwikstaart ←.

Houttuyn 1763 noemt de naam, maar hij doet net alsof de naam bij het volk niet leeft: "By de Schryvers is deeze onder den naam van geele Kwikstaart bekend." Vroeg 1764 noemt de naam van het lemma echter ook (bij hem de enige naam), evenals Wegman 1765 (maar deze geeft hem als tweede naam, de hoofdnaam luidt daar Koeyvink). B&O 1822 geven voor de soort één naam: "De geele Kwikstaart". In Schlegel 1852 is Geele Kwikstaart de gewone naam, met alleen Koevink ← als volksnaam. Andere volksnamen zijn (Geel) Akkermannetje, Geelborstje ←, Geelvink, Gele Schreeuwer, Giel Boumantsje (fries), Giele Wipsturt, Koe(i)stouwerke, Koemuske, Peerdewachter(tje) etc.De Noordse Gele Kwik(staart) en de Engelse Gele Kwik(staart) waren twee in het veld herkenbare ondersoorten en worden thans als volle soorten beschouwd. Daarmee zijn niet alleen de wetenschappelijke, maar ook de officiële N namen veranderd: zie Noordse Kwikstaart en Engelse Kwikstaart. De eerste trekt bij ons door, de laatste broedt in het uiterste westen van Nederland. Zie ook Grote Gele Kwikstaart.

< >