Gepubliceerd op 16-11-2020

Gans

betekenis & definitie

fries Goes Algemene benaming voor alle leden van de tribus Anserini minus de Zwanen. Vanouds (vgl.

Gr Chen alopex = Alopochen aegyptiacus 'Nijlgans' ←) (ook) voor leden van andere tribus zoals de Tadornini, en bij uitbreiding ook voor de Cereopsini 'Hoenderganzen', Cairinini 'Spoorwiekganzen' (zie bijv. sub Dwerggans), of zelfs voor niet-verwante families als de Otididae, maar in dit laatste geval in combinatie met Trap(Trapganzen). In volksnamen ook voor de niet-verwante Aalscholvers (Rotgans ←, Ielgoes ←) en Genten ← (Bassaangans ←), en in overdrachtelijke zin zelfs voor mensen (een domme gans). De Gans is vermoedelijk al heel lang gedomesticeerd en bekend bij vele volkeren. Bij vergelijking van de namen in vreemde en oude talen valt op dat het woord voor ‘Gans' steeds heel goed herkenbaar blijft. Het is een mooie demonstratie voor de verwantschap van de idg talen; in een niet-verwante taal als het fins (uit de oeralische taalfamilie) is er een herkenbaar woord voor 'Gans', namelijk Hanhi, maar dit is geleend van litouws Zasis [Suolahti]. Het is daarom te verwachten dat klanknabootsing bij deze luidruchtige vogels een rol gespeeld heeft, maar het is wellicht een gok om dat aspect nu precies bij het oudnoords gas te benadrukken, zoals Blok 1988 doet, temeer daar de uitspraak van dit woord nu niet bepaald aan de Ganzenroep herinnert.Bij het overzien van de navolgende namen bedenke men dat germ g(idg gh) overeenkomt met Lat h-. Umlaut van [a] naar [e] vindt plaats in N Gent 'mannetjes-Gans'. Klinkerwisselingen treden ook op bij de meervoudsvorming, in het D niet ongewoon, maar in het E, fries en zweeds wel (Gans-Gänse, Goose-Geese, Goes-Gies (Guozzen) resp. Gas-Gäss; vgl. ook de meervoudsvorm Rotges sub Rotgans en Seerotsje).

ETYMOLOGIE N Gans <mnl gans (Bern. c.1240 [VT]); de plaats Ganshoren (BB) (1154: Ganshorn) bevat de naam van de vogel [De Vries 1962]; de (dan onl) naam voor 'Gans' zou in de LexSalica (8e eeuw) voorkomen [Suolahti p.411, contra Sijs 2001 p.108]; gronings Gaans; zeeuws Ganze; D Gans <mhd/ohd gans. In fries Goes, mnd gös, E Goose <oudengels gos (E goose >samoanisch kusi [Hutterer 1999]) en zweeds/ deens/noors Gas <oudnoords gas is sprake van een zgn. ingweonisme, hier inhoudend dat de n (voor s) verdween en de voorafgaande klinker gerekt werd; het is niet zeker of brabants Gaas en limburgs Gaas, Gaus, Geis en Jaas ook als ingweonismen moeten worden opgevat. Oostgermaans (gotisch) *gans. In de romaanse tak vindt men Lat Anser (<*hanser). Ganta wordt in enkele oude Lat bronnen (4e eeuw) als germ opgegeven; in een geval blijkt deze naam te staan voor de Bergeend; provençaals Ganto 'Gans, Ooievaar' en oudf jante 'Gans' staan hiermee in verband [Suolahti].

In de balto-slavische tak: tsjechisch Husa, R Tyct Gus', bulgaars PtcKa, PBCOK, pools Ges, serv.-kr. Guska, sloveens gos, oudpruisisch sansy, lets Zoss, litouws Zasis 'Gans', gandras 'Ganzerik'. In de keltische tak: iers Gé <oudiers geis, geiss 'Zwaan'. Gr Chen, dorisch chan (<chans). In de indo-iraanse (arische) tak: sanskriethamsa. Idg*ghans. [Suolahti] Er ontbreekt hier een modern F equivalent; dat komt omdat F Oie afgeleid is van m.e.Lat auca, waarvan ik de betekenis niet heb kunnen vinden.

Wellicht schuilt hierin het woord avis 'vogel', net zoals in Lat auceps 'vogelaar, vogelvanger, poelier', terwijl het tevens erg onomatopoëtisch aandoet. It, Sp en catalaans Oca. In het Sp kent men minstens drie woorden voor 'Gans': 1. ganso (ws. ontleend aan gotisch *gansus) 2. Oca en 3. Ansar, welk woord vermoedelijk pas recent aan het Lat ontleend is.