Gepubliceerd op 16-11-2020

Eksterspecht

betekenis & definitie

Zou volksnaam zijn voor de Grote Bonte Specht. Het is tevens de vertaling van de (huidige) officiële friese naam voor de Middelste Bonte Specht, te weten Eksterspjocht.

Schlegel 1852 is van het eventuele bestaan van een volksnaam Eksterspecht niet op de hoogte. Bij het presenteren van de 'lijst' van 1852 roept hij zijn lezers op tot het vermelden van volksnamen. In 1858 draagt de blinde verzamelaar Wickevoort Crommelin inderdaad voor een aantal soorten enkele namen aan, die in zijn woonplaats Santpoort en in het nabij gelegen Haarlem (NH) dan gebruikelijk zouden zijn (geweest). Eén hiervan is de naam Eksterspecht in de plaats Santpoort, waar de soort echter niet heel bekend was, getuige het volgende citaat: " ... te Zandpoort ook Eksterspecht geheeten; meermalen in het najaar en den winter in Noord-Holland waargenomen ... Cr." Uit een hierop aansluitend citaat van Van Bemmelen blijkt dat de soort "van September, gedurende den geheelen winter tot in het begin van het voorjaar in 1856-57 in de provinciën Noord- en Zuid-Holland Utrecht, Gelderland, Groningen, en waarschijnlijk in geheel N zeer algemeen geweest" moet zijn. Hieruit blijkt dat de soort buiten de genoemde jaren veel minder algemeen of misschien wel zeldzaam was.

Men kende de soort in grote delen van het land dan kennelijk alleen als een recente invasiegast. Misschien was de nieuwsgierigheid onder de mensen voor deze opeens opvallend verschijnende vogelsoort zo groot, dat men de naam per se wilde weten en deze uit een vogelboek heeft opgediept. Daarbij kan de knecht van Wickevoort Crommelin betrokken zijn geweest, aan wie zonder twijfel enkele vogelboeken ter beschikking stonden (maar in welke taal?!). Mogelijk is toen de D naam Elsterspecht (letterlijk 'ekster-specht'), die al wel veel langer bestond, uitgesproken en vervolgens vertaald.

Schlegel 1858 vermeldt dan op p.81 onder het kopje "De Bonte specht. Picus major": "In sommige streken van Noord-Holland Eksterspecht genoemd." Gezien het nog steeds niet algemeen voorkomen als broedvogel in de "zee-provinciën" (p.83, 80), lijkt een uitbreiding van het gebied waar de naam gebruikt zou worden in vergelijking met de opgave van Wickevoort Crommelin (zoals verwoord door Schlegel) niet geheel zorgvuldig te zijn! Het kwaad is dan echter geschied: in Albarda 1897 zou de volksnaam Eksterspecht al voor geheel Noord-Holland kunnen gelden: "In Noord-Holland ook Eksterspecht", en Rynja 1983 weet zelfs te vermelden (p.19) dat de naam Eksterspecht voor zou komen in Noord-Holland én in Noord-Brabant. Dit laatste is verrassend, omdat Schlegel goede betrekkingen onderhield met Verster van Wulverhorst in Noord-Brabant, die hem echter zo'n naam kennelijk nooit heeft doorgespeeld!1 Thijsse 1944 en ZiK 1962, diebeiden veel, maar ws. uitsluitend geverifieerde volksnamen geven, vermelden (nog steeds) niet de naam Eksterspecht. Wél maken deze bronnen vermelding van de friese naam Eksterspjucht, een naam die eerder vermeld werd door de Fries (Tjeerd) De Vries in 1928. Maar, saillant detail: in 1911 staat in de voorloper van zijn Lyst fen Fryske fugelnammen die naam nog niet! De Grote Bonte Specht heet daar alléén "Bünte Spjucht"! Albarda 1897, óók een Fries, vermeldt géén Eksterspjucht (desnoods vertaald Eksterspecht) als friese naam! Dat er in de friese taalschat dus wellicht nooit een naam als Eksterspjucht onder het volk geleefd zal hebben, blijkt ook al uit het mysterieuze feit dat deze naam nu geldt als officiële friese naam voor de Middelste Bonte Specht2, een soort die in Friesland nog maar éénmaal gezien is!

Het geheel van bovenstaande feiten overziend, lijkt het minder ws. dat we met Eksterspecht een 'echte' N of friese volksnaam te pakken hebben. Eerder zou men er van uit moeten gaan dat de reeds door Eber & Peucer in 1549 gehanteerde D naam Elsterspecht via een (D) determinatieboek (dat Wickevoort Crommelin mogelijk in zijn bibliotheek gehad heeft), of mogelijk zelfs via een (her)uitgave van Jonston 1660, waarin de naam Elsterspecht ook voorkomt (maar dan bij de Middelste Bonte Specht) in het N en friese circuit van ornithologen is terechtgekomen. Maar helemaal zeker kan men daar niet van zijn, want al lijkt het vóórkomen van een speciale naam Eksterspecht onder de mensen in (alleen) een piepklein dorpje als Santpoort, waar men de soort tot dan kennelijk toch maar weinig frequent ontmoet heeft, zeer onwaarschijnlijk, aan het motief van de benoeming valt niets af te dingen: de 'bonte' Spechten hebben inderdaad de bonte zwart-wit verdeling van de wél alom bekende Ekster. Nu zou men daar, waar men deze vogel Aakster noemde/noemt, de overeenkomstige naam Aakster-Specht mogen verwachten: inderdaad vermeldt Houttuyn 1762 die naam, echter uitsluitend als vertaling van de zwitserse naam voor de Middelste Bonte Specht (p.391). Het voorkomen van de naam in het vogelboek van Houttuyn alléén al kan zeer zeker aan de 'introductie' van de zogenaamde 'volksnaam' Eksterspecht bijgedragen hebben, vooral waar die naam werd toegepast op de Middelste Bonte, een soort namelijk die in heel N nagenoeg volledig ontbrak en ontbreekt! In N hadden van die soort dus alleen de (kamer)ornithologenweet!

1 De naam Eksterspecht of een dialectvariant daarvan wordt in WBD 2001 niét vermeld. In Weert (L) en Meeswijk (BL) worden echter de namen Egerstespecht en Esterspech opgegeven [WLD 2001 p.141]; deze namen zijn ws. toch authentiek. In Staden (WVl) werd Eksterhoutspicht opgegeven als naam voor de Grote Bonte Specht [WVD].
2 Ook hier heeft uitbreiding in de vorm van 'wildgroei' plaatsgevonden: in ViF 1977 wordt Greate Eksterspjocht opgegeven als de officiële naam voor de Grote Bonte Specht en Lytse Eksterspjocht als naam voor de Kleine Bonte.