Gepubliceerd op 16-11-2020

Bastaardnachtegaal

betekenis & definitie

(1) N volksnaam voor de Heggenmus, die wegens zijn aangename zang die 'erenaam' kreeg. Het element Bastaard moest er echter aan herinneren, dat de Heggenmuszang het evenwel tegen die van de ‘echte' Nachtegaal moest afleggen.

Houttuyn 1763 voert de naam Basterd-Nagtegaal. Ook bij Schlegel 1852, Albarda 1897 en Snouckaert 1908 was het de officiële naam voor de Heggenmus. Op Texel heette ook de Spotvogel zo [Rynja 1983], alweer omdat de zang van de Spotvogel in de buurt kwam van die van de Nachtegaal. Ook in het D en zweeds bedoelt men met de volksnamen Bastardnachtigall resp. Bastardnâktergal de Spotvogel (de officiële namen voor deze zijn: Gelbspötter resp. Hârmsangare).

Het is zelfs onderdeel van twee officiële zweedse vogelnamen geweest (echter van soorten die in Zweden zeer zelden voorkomen), nl. Gra Bastardnaktergal (thans Blek Harmsangare 'Vale Spotvogel') en Liten Bastardnaktergal (thans Grasangare 'Kleine Spotvogel') [Jorgensen 1958].Houttuyn 1763 (p.572) voert ook de "Kleine Basterd-Nagtegaal" op, als N naam voor de 10e der 'Kwikstaarten' van Linnaeus 1758, te weten "Motacilla Philomela". Dezelfde, althans naar Linnaeus' opvatting, is bij Klein 1750 "Luscinia altera". Welke vogel dit nu precies is, wordt uit Linnaeus' omschrijving niet duidelijk; het blijkt nl. een aan alle kanten grijs en grauw vogeltje, dat echter, met de woorden van Houttuyn "... een zeer bekend Vogeltje ... in Europa ... en wegens zyn lieflyk Gezang vermaard ..." is! Ook latere systematici zijn hier nooit achter gekomen, reden waarom de naam Philomela thans niet meer in de door Linnaeus gegeven namen terug te vinden is. Wel is er natuurlijk Turdus philomelos 'Zanglijster', doch deze naam stamt niet van Linnaeus, maar van CL Brehm (1831).

Jacob van Maerlant spreekt in de strofe over de "Passer arundineus" in boek III van Naturen Bloeme (c.1266) van een kruising (dus: bastaard) tussen "die mussche ende die nachtegale" (vs.3213) en noemt deze vogel de Rietmussche (bedorven: "reitmusche"); dit maakt dat er aan de Rietgors gedacht kan worden (zie sub Rietmus), maar de opvallend zwarte kop en witte halsband noemt de auteur niet. Misschien was het daarom (toen al) de Heggenmus, hoewel deze dus niet in het Riet leeft.

(2) Vlaamse volksnaam voor de Spotvogel in St.-Gillis-bij-Dendermonde (OVl). Hier wordt dus dezelfde soort aangeduid als op Texel (zie sub (1)). Voor WVD 1996 (p.223)was het gebruik van de naam [in Volk en Taal 3 1890, p.220] niet geheel duidelijk; de hier gebruikte synoniemen Lovervogel en Fijnbek zouden echter heel goed op de Spotvogel van toepassing kunnen zijn. Anders ligt dit intussen met Rossignol bâtard, een in Loquela door Guido Gezelle zgn. "schuimwoord" (=barbarisme) genoemd: daar wordt als synoniem "arelke" opgevoerd en dit is vermoedelijk een naam voor de Kneu (vgl. sub Errel). Een tweede betekenis heeft rossignol bâtard (F voor 'bastaard-nachtegaal') met als synoniemen "gravette fuvette alklapperke"; deze laatste naam wijst weer op Spotvogel (vgl. sub Allegezang).