Oorspronkelijk is de vloek god moet mij kreukelen (als ik niet...) een soort eedformule. De godheid werd aangeroepen onmiddellijk te straffen, als men gelogen had.
Natuurlijk werd de formule ijdel gebruikt en ook als meineed en dus werd hij tot vloek. Thans doet de term vooral dienst als uitroep van verontwaardiging en is hij een substituut vloek van godverdomme; hij drukt woede, minachting, verbijstering, verontwaardiging enz. uit.